Elke goede sportdocumentaire heeft van die scènes, waarin genialiteit, competitie en toeval culmineren in een sportmoment mooier dan fictie ooit kan verzinnen. Bill Russell: Legend, over de baanbrekende Afro-Amerikaanse basketballer met 11 NBA-titels, heeft een stuk of drie van zulke slam-dunks. Jammer dat de documentaire, met zijn drieënhalf uur, geen vierentwintigseconde-regel heeft en soms gemakkelijk van tijdrekken te betichten is.
Bill Russell doorbreekt halverwege de jaren vijftig het ongeschreven zwarte spelersquota ('Twee spelers in een team mag nog omdat ze toch dezelfde kamer delen'), in een sport die voorheen vooral door 'landlocked caucasians' werd gespeeld. Hij is te goed om te passeren en trekt met zijn lengte en springtechniek het spel de horizontale dimensie in. Daarnaast is hij actief in de burgerrechtenbeweging en raakt, ondanks zijn niet aflatende succes, ontgoochelt met de trivialiteit van alleen maar achter een basketbal aanrennen.
Naast sporter was Bill Russell ook dichter, gevuld met reflectie en inzicht. De citaten uit zijn biografieën zijn de beste en meest veelzeggende passages in Bill Russell: Legend. Wat voegt de documentaire daar nou wezenlijk aan toe? Prachtige foto's, basketbalbeelden en de gebruikelijke talking heads natuurlijk. Sommigen daarvan, met name de jeugdigere NBA-sterren als Chris Paul en Stephen Curry, lijken vooral op te lepelen wat regisseur Sam Pollard wilde horen.
Maar het grootste manco is de chronologische structuur, omdat de documentaire jongleert met teveel thema's. We leren steeds iets over Bill Russell de persoon, iets over Bill Russell het publieke figuur en iets over Bill Russell de topatleet. Als dit in vier meer thematische delen was opgedeeld, hoefde er bij het langdradige einde ook niet vier keer afscheid genomen te worden. De focus ligt het meest op zijn sportprestaties en alles daarbuiten wordt er niet mooi mee verbonden. Basketbal, vooral de rivaliteit tussen Russell en Wilt Chamberlain, verkoopt zichzelf. De rest krijgt genoeg tijd, maar nooit echte zeggingskracht.
Dat is bijvoorbeeld merkbaar in de lompe omgang met racisme en de burgerrechtenbeweging. Betrokkenen zijn erop gebrand dit belangrijke aspect niet af te doen met een enkele voetnoot, maar tegelijkertijd worden ook niet de diepere vragen gesteld die tot reflectie of analyse dwingen. Het is racisme in de vorm van brandende kruizen en niet mogen eten in restaurants, dichterbij komt het niet. Ja, er waren talloze met haat doorbakken mensen, maar wat voor persoonlijke opvattingen hadden al die teamgenoten - inmiddels nog altijd kwieke negentigers - eigenlijk?
Voor zo'n onderwerp had beter de hulp ingeroepen kunnen worden van historici of activisten; andere documentaires doen dat wel. De makers er wel tijd en aandacht aan besteden, maar het gaat niet van harte. Men is duidelijk meer op gemak bij gezwijmel met de beroemde momenten uit de basketbalgeschiedenis ("Havliceck steals the ball") en de complexe relatie tussen atleet en fan. Dat zijn de momenten waarop Bill Russell: Legend het beste werkt.
In de huidige vorm is deze documentaire vooral een uitnodiging om het boek Second Wind van Bill Russell een keer te lezen. Neem bijvoorbeeld dit citaat, dat de documentaire wijselijk leent: "If you could bottle up all the emotions in a basketball game, you'd have enough hate to fight a war and enough joy to prevent one". De beelden mogen bij zo'n boek dan ontbreken, maar gebleken is dat Bill Russell ook heel goed met zijn woorden kan spreken.
Bill Russell: Legend is te zien bij Netflix.