Daar is hij dan eindelijk: de eerste Nederlandse speelfilm over de Indonesische Onafhankelijkheidsstrijd. Dankzij tientallen films weten we inmiddels vrijwel alles over de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar over de oorlog waar Nederland zich vervolgens in stortte is de vaderlandse cinema altijd opvallend zwijgzaam geweest. Uiteraard is dit wat lastiger materiaal omdat Nederland in deze periode aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond, maar dat gold net zo goed voor de Amerikanen tijdens de Vietnamoorlog en hun filmindustrie had binnen vijftien jaar na het einde van dat militaire conflict er toch al een stuk of vier klassiekers aan gewijd. Maar goed, beter laat dan nooit.
Het is ook best begrijpelijk dat niet elke Nederlandse filmmaker zijn handen durft te branden aan deze beladen materie. De gevoeligheid van deze periode openbaart zich al in het feit dat het militaire ingrijpen lang bekendstond als 'politionele acties'. Een eufemisme om u tegen te zeggen. De historische situatie is natuurlijk ook vrij ongebruikelijk: na vijf jaar de onderdrukte partij te zijn geweest, werd Nederland ineens de onderdrukker. Dat legde bloot dat alle ervaren gruwelijkheden van die voorgaande vijf jaar echt niet meer zo gemakkelijk op de Duitse volksaard konden worden afgewenteld. In films over de Duitse bezetting zijn er ook altijd wel Nederlandse verraders en wegkijkers, maar dat zijn altijd de uitzonderingen. Films waarin geen enkel Nederlands personage de sympathie verdient van de kijker, zijn helaas uiterst spaarzaam.
Voor de inzichtelijkheid in de materie helpt het ongetwijfeld dat schrijver-regisseur Jim Taihuttu (eerder verantwoordelijk voor Rabat en Wolf) de kleinzoon is van een Moluks-Indonesische soldaat die destijds meevocht aan de Nederlandse kant en zich na de Indonesische onafhankelijkheid gedwongen zag naar Nederland te emigreren. Taihuttu lijkt zich goed genoeg bewust van de afwezigheid van films over de laatste stuiptrekking van het Nederlandse kolonialisme om met De Oost een stevige inhaalslag te maken. Hij heeft namelijk geen geduld voor de romantisering waar veel vroegere oorlogsfilms zich van bedienden. Wellicht beschouwen de jonge Nederlandse soldaten bij aanvang hun militaire uitzending naar Nederlands-Indië nog als een mooi avontuur, maar uit alles wat de kijker te horen en zien krijgt kan duidelijk worden opgemaakt dat hun komst daar weinig goeds zal voortbrengen.
Aangenaam genoeg zijn deze uitgezonden 'Hollandse jongens' niet allemaal Hollands (voor de verandering spreekt niet iedereen met een Randstedelijk accent), maar het zijn wel degelijk jongens in plaats van dertigers die voor jonge soldaten moeten doorgaan. Niet alleen is dit waarheidsgetrouwer, maar het past ook beter in het verhaal: van jonge mannen wier tienertijd werd overschaduwd door de Duitse bezetting is het uiterst aannemelijk dat ze bij hun militaire uitzending wat emotionele bagage zullen meenemen. Slim is dan ook de casting van Martijn Lakemeijer, die de meeste kijkers nog steeds zullen associëren met zijn hoofdrol in de jongensboekverfilming Oorlogswinter. Het zou hem automatisch wat startkapitaal aan sympathie moeten opleveren. Maar kan hij die behouden? De geschiedenis laat zien dat het niet ongebruikelijk is dat de held van de ene oorlog de schurk is in de volgende.
Toch lijken aanvankelijk nog redelijk traditioneel de hokjes van de oorlogsfilm te worden afgevinkt: we volgen een door Lakemeier vertolkte soldaat die binnen het leger zowel vrienden als vijanden maakt en gaandeweg doorkrijgt dat de oorlog in Nederlands-Indië net iets anders in elkaar steekt dan hem thuis was voorgehouden. Deze Johan de Vries lijkt precies het type dat we in oorlogsfilms vaker als makkelijk identificeerbare hoofdpersoon krijgen aangereikt: redelijk bedachtzaam maar niet per se een pacifist. Echter, na een tijdje slaat zijn rusteloosheid om in een iets te sterke behoefte aan actie, waardoor hij op de radar komt van kapitein Raymond Westerling, die weliswaar onderdeel is van de Nederlandse krijgsmacht maar toch vooral zijn eigen plan trekt.
Hoewel De Oost tot dit punt zeker het bekijken waard is, neemt de film een vlucht na de introductie van Westerling. Dit blijkt namelijk niet de gebruikelijke rouwdouwer die blind opdrachten uitvoert, maar een zelfstandige denker die zijn aanzien en ervaring aanwendt om carte blanche te krijgen van zijn superieuren. Dat hij de steun heeft van de Nederlandse legerleiding betekent echter geenszins dat hij de Nederlandse belangen vooropstelt. Zo zegt hij zelf vooral gedreven te zijn om van het onafhankelijke Indonesië (een uitkomst die hij als onvermijdelijk beschouwt) een zo goed mogelijk land te maken, linksom of rechtsom. Er zit een hoop Alonzo Harris in dit personage, maar ook stukjes Colonel Kurtz en T.E. Lawrence. Westerling was overigens een bestaande persoon en het is de vraag of het gepast was hem onder zijn eigen naam te laten opdraven, maar het filmpersonage is er niet minder interessant door.
Met Westerling als zijn mentor daalt Johan steeds verder af in een moreel grijs gebied. Dat gaat hem aanvankelijk prima af, maar zorgt gaandeweg voor een groeiende gewetensnood, resulterend in een spannende confrontatie met zijn niets ontziende superieur. Hoewel Johans geweten ietwat abrupt komt opzetten, werkt zijn ontwikkeling vooral dankzij de flashforwards naar Johans tijd na de oorlog. In eerste instantie lijken dat simpele snippertjes te zijn over de moeilijkheid van het leven van soldaten in vredestijd, maar uiteindelijk bouwen ze op naar een heerlijk onthutsende epiloog. Nederland heeft eindelijk de eerste film die deze oorlog verdient.
De Oost is te zien bij Prime Video.
Lees ook onze interviews met hoofdrolspeler Martijn Lakemeier en bijrolacteurs Denise Aznam en Joenoes Polnaija.