De jaren tachtig worden nog altijd als een geweldige bloeiperiode van de tienerfilm beschouwd. Vooral grootmeester John Hughes gaf met zijn gezonde combinatie van humor en drama blijk van een goed inzicht in de leefwereld van tieners, maar daarin was hij zeker niet de enige. In de stroomversnelling van dit decennium brachten de jaren negentig nog een aantal noemenswaardige titels voort, maar daarna ging het snel bergafwaarts. Tegenwoordig zitten tieners dan ook opgescheept met enerzijds humorloze gedrochten als de Twilight-reeks en anderzijds de titels die puur en alleen voor de lach gaan, zoals Superbad en Project X. Scripts die tieners serieus nemen, zijn een zeldzaamheid geworden. Hoe ironisch is het dus dat de film die deze tendens tracht te doorbreken compleet zijn doel voorbij schiet?
In The Perks of Being a Wallflower, gebaseerd op het gelijknamige boek van Stephen Chbosky (die tekende voor zowel script als regie), volgen we de introverte tiener Charlie tijdens zijn eerste highschooljaar. Verkerend in een sociaal isolement, veroorzaakt door zijn bovengemiddelde intelligentie en emotionele afstandelijkheid, lijkt het erop dat hij zijn dagen zal slijten als buitenbeentje. De enige met wie hij goed contact heeft is zijn leraar Engels. In zijn vrije tijd schrijft Charlie brieven naar een niet-bestaande vriend (waarmee de film zijn schatplichtigheid toont aan het boek, dat volledig uit deze brieven is geconstrueerd). Toch keert het tij voor Charlie redelijk snel wanneer hij bevriend raakt met de aantrekkelijke Sam en haar homoseksuele stiefbroer Patrick, die beiden in het laatste schooljaar zitten.
Deze vriendschap komt volkomen uit de lucht vallen. Sam, Patrick en de rest van het clubje zijn namelijk dusdanig in zichzelf geïnteresseerde hipsters dat ze geen enkele reden hebben om op te trekken met een onbeduidende figuur als Charlie. Hij heeft niets bij te dragen en de enige reden om met hem om te gaan is medelijden. Niet bepaald een basis voor vriendschap, terwijl dit toch echt als een centraal thema wordt gepresenteerd. Dit raakt aan een ander groot kritiekpunt: Charlie is een holle entiteit zonder persoonlijkheid die we enkel leren kennen door wat anderen over hem zeggen. Zo wordt hem aangepraat dat hij de potentie heeft een groot schrijver te worden, want Chbosky schrikt niet terug voor het gebruik van dergelijke clichés. Hijzelf lijkt dergelijke ambities totaal niet te hebben, maar vooruit: als zijn leraar en vrienden het zeggen dan gaat hij er wel in mee
Hoewel Charlie de verteller is van zijn eigen verhaal, kruipen we nooit in zijn hoofd. Het wordt nauwelijks duidelijk waarom hij zodanig in zichzelf is gekeerd terwijl hij toch deel uitmaakt van een prima functionerend gezin. Een verklaring kan worden gevonden in het gegeven dat hij zijn beste vriend recentelijk heeft verloren aan zelfmoord. Echter, de mate waarin zij bevriend waren en de impact van dit verlies blijven net zo onbekend als de naam van deze persoon. Het resulteert erin dat Charlies vrienden uiteindelijk met de film weglopen. Want hoewel zij misschien niet de volledige sympathie van de kijker vragen, zijn ze in ieder geval kleurrijk en herkenbaar genoeg om in ieder geval enige interesse te wekken.
Terugkomend op de tienerfilms uit de jaren tachtig kan zeker worden gesteld dat Chbosky zijn personages serieus neemt (zij het nog niet half zo serieus als zijzelf doen), maar uiteindelijk elke vorm van ironie of relativering vergeet. Hij laat zich volledig meevoeren in de pretentieuze onzin die zij zichzelf aanpraten. Dat resulteert erin dat je anderhalf uur lang zit te kijken naar tieners die zich constant op de borst kloppen voor hun alternatiefheid. Op een zeker punt maakt een van hen zelfs letterlijk de opmerking: Laten we lekker vreemd zijn samen. Overigens is die zogenaamd alternatieve leefstijl grotendeels beperkt tot het maken van mixtapes en het bekijken van niet-Engelstalige films. En hoewel de film tamelijk tolerant is ten opzichte van seks en drugs, komt in de betreffende scènes wel steeds een enorme zelfgenoegzaamheid naar boven borrelen, waarna we overschakelen naar een misplaatste grap over drogerende brownies
Maar wat de film misschien nog wel het meest opbreekt, is het grote gebrek aan nuance. Personages zijn ofwel de ergst denkbare pestkoppen ofwel de allerbeste vrienden die je maar kunt hebben. Althans, totdat iedereen de hoofdpersoon de rug toekeert voor een stomme uitglijder die natuurlijk weer volledig vergeven en vergeten is zodra hij zich van zijn gewelddadigste kant laat zien. In het bitterzoete slotstuk wordt Charlie geconfronteerd met een mysterie uit zijn verleden, waar de sleutel blijkt te liggen voor zijn intimiteitsprobleem. Dan blijkt ineens dat Chbosky het weldegelijk aandurft om op volwassen wijze met wat serieuze thematiek te stoeien. Maar het is een typisch geval van too little, too late; de film is zo goed als voorbij en heeft eerder elke kans op serieus drama laten liggen. Dat zet je in de blessuretijd echt niet zomaar even recht.