Het is en blijft een vreemde gewaarwording om postuum werk van acteurs te zien, vooral als de dood nog vers in het geheugen ligt. Onbedoelde bijkomstigheid is dat het overlijden van een ster extra publiciteit genereert, maar ook dat het werk van de speler in kwestie opgehemeld dreigt te worden. Brick Mansions was de laatste speelfilm die Paul Walker wist te voltooien. Met het zevende deel van de nimmer stoppende The Fast and the Furious-reeks was de veel te vroeg afgezwaaide acteur namelijk nog niet klaar. Als je onder een steen hebt geleefd en onbekend bent met het werk van de veel te vroeg gestorven acteur dan is de remake van het Franse Banlieu 13 niet de best denkbare introductie. Toch zien we hier een Paul Walker zoals we hem graag zagen: onbevreesd, zelfverzekerd en charmant. Als afscheid had hij alleen een betere film verdiend.
Als belangrijkste tegenspeler treft Walker de Franse spring-in-het-veld David Belle, die zijn rol uit het Franse origineel herhaalt. Belles Engels was zo belabberd en het was zo ongeloofwaardig dat hij een immigrant speelde die al decennia in Detroit woont, dat zijn teksten compleet werden gedubd door Vin Diesel. Het strijdtoneel is de Amerikaanse industriestad van de nabije toekomst. Politie en justitie hebben zich teruggetrokken uit de gecriminaliseerde buitenwijken die zijn verworden tot onneembare vestigingen. Belle speelt de opstandige ex-bajesklant Lino die zich de woede van een drugskartel op de hals heeft gehaald. Walker is undercoveragent Damien die zijn pa heeft verloren door toedoen van dezelfde bende. Om de genadeklap aan de bende, die ook nog eens met explosieven aan het spelen is, toe te brengen wordt het tweetal gedwongen samen te werken. Lino heeft ook nog een persoonlijk motief. Zijn vriendinnetje wordt namelijk door bendeleider Tremaine Alexander gevangen gehouden.
In feite is Brick Mansions één aanhoudend excuus om zo veel mogelijk geweld en achtervolgingen op de kijker af te vuren. Erg veel hoeft hier niet bij nagedacht te worden. Dat kan een lekker uitgangspunt zijn, maar dan moet er niet gesard worden met je intelligentie. Zelfs de personages proberen de zaak het liefst zo overzichtelijk te houden en geven zelfs essentiële info prijs aan hun tegenstanders. De actie die regisseur Camille Delamarre voor ons in petto heeft moet het niet hebben van lange takes, maar is een samenraapsel van snelle beeldwisselingen waar amper een touw aan vast te knopen valt. Het gespring en geklauter van parkourkunsternaar Belle is weliswaar indrukwekkend, maar door de overdadige montage kun je er niet echt van genieten. Je kunt je dan ook niet aan de indruk onttrekken dat Delamarre het zich er te gemakkelijk vanaf heeft gemaakt in zijn verwoede maar gestrande pogingen om kleine stukjes film tot een vloeiend geheel te smeden.
Het duurt niet lang voor Damien en Lino oog in oog met hun einddoel komen te staan. Dat is ook het moment dat het relatief eenvoudige scenario gaat zwalken. Er moet en een plotwending tegenaan worden gegooid en vooral veel gedoe om het laatste halfuur nog een beetje boeiend te houden. De schurk houdt nog een lachwekkend pleidooi over zijn kledingsstijl en blijkt eigenlijk een enorm watje. Feit is dat Delamarre zijn kruit vroegtijdig verschoten heeft en kunstgrepen moet gaan uithalen om de boel te rekken. Walker maakt vooral indruk in zijn eerste scènes, waarin hij met donker haar en bruine contactlenzen niet alleen veel ouder oogt, maar ook lastig te herkennen is. Over de doden niets dan goeds en toegegeven: aan Walkers inspanningen heeft het zeker niet gelegen dat Brick Mansions een weinig verheffend misdaadvehikel is geworden.