Toy Story is nog geen twintig jaar oud, maar zijn invloed in het animatiefilmlandschap is zeer duidelijk zichtbaar. Want was destijds een volledig met de computer gemaakte animatiefilm nog een revolutie, daar is het vandaag de dag simpelweg de norm. Ouderwets geanimeerde films worden nog wel gemaakt, maar leggen het qua hoeveelheid al geruime tijd af tegen het computerwerk van Pixar, Dreamworks, Blue Sky en de talloze andere animatiestudios die deze eeuw als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten. Dit heeft vooral een stille dood betekend voor handgetekende animatiefilms; Disney doet er weinig meer mee en ook de Japanse tegenhanger Ghibli heeft recentelijk de handdoek in de ring gegooid. Des te opvallender dat het even zo klassieke stopmotion aan een kleine opmars bezig lijkt.
Stopmotion heeft in zijn lange bestaan overigens geen gouden tijden beleefd, maar is ook nooit echt verdwenen. Het is een animatievorm die altijd in de marge heeft bestaan, waarin vanwege het tijdrovende proces zelden meer dan één film per jaar uitkomt. In 2012 verschenen er echter maar liefst drie: The Pirates! Band of Misfits, ParaNorman en Frankenweenie. Deze titels zouden later drie van de vijf genomineerden voor de Oscar voor beste animatiefilm zijn. Helaas verloren ze van de niet bijster interessante Pixar-film Brave, maar de nominaties en hun bescheiden bioscoopsuccessen maakten duidelijk dat in een tijd als deze wel degelijk enige behoefte is aan klassiek handwerk. Misschien wel omdat we ons dagelijks al zoveel met computers omringen.
ParaNorman was de tweede productie van animatiestudio LAIKA, die enkele jaren eerder al succes had geoogst met het duistere fabeltje Coraline (ook goed voor een Oscarnominatie). Hun derde productie The Boxtrolls bevat iets minder scherpe randjes dan die twee films, maar is desondanks wederom een staaltje technisch vakmanschap met een fijn verhaal waarin het hart op de juiste plaats zit. Veel stopmotionfilms maken gebruik van contrasterende werelden en deze vormt daarop geen uitzondering. In dit geval zien we echter geen parallelle universums maar simpelweg een stadje dat zowel boven als onder de grond wordt bevolkt. Bovengronds ziet Cheesebridge eruit als een heuvelachtig negentiende-eeuws Parijs zoals een Charles Dickens-illustrator het zou tekenen, maar onder de oppervlakte bevindt zich de leefwereld van de boxtrollen. Zo genoemd omdat ze zich kleden in kartonnen dozen, waarin ze zich perfect kunnen verbergen wanneer ze s nachts aan de oppervlakte rondsluipen.
Hun activiteiten in het duister hebben bij de menselijke bevolking geleid tot grote angst aan deze wezens hun kinderen te verliezen, of erger nog: hun kazen. Kaas is in dit stadje namelijk een statussymbool, wat leidt tot het komische gegeven dat de plaatselijke elite het besturen van de stad ondergeschikt heeft gemaakt aan hun uitgebreide kaasproefsessies. Een kwaadaardige verdelger weet daar handig op in te spelen door zijn diensten aan te bieden in ruil voor een eigen plek aan de kaastafel. Wat dit personage redelijk interessant maakt, is dat voor hem het uitroeien van de trollen niet zozeer zijn doel is, maar simpelweg een middel om status te veroveren; hij wil wat de elite heeft en is bereid daar ver voor te gaan. Dat hij echter enorm allergisch is voor kaas en zich daar totaal niet van bewust is, is een fijne bron van komedie.
De angst voor de trollen is overigens volkomen ongegrond, want zoals de kijker al snel kan concluderen zijn het onschuldige wezens die enkel het vuilnis van hun menselijke bovenburen doorzoeken in de hoop bruikbare onderdelen te vinden voor hun mechanische uitvindingen. Om redenen die lang in het duister gehuld blijven, komt een mensenbaby bij de trollen terecht en wordt grootgebracht als een van hen. Wanneer Eggs (de trollen worden vernoemd naar de tekst of afbeelding op hun doos) op jongvolwassen leeftijd naar boven gaat om zijn ontvoerde adoptievader te zoeken, ontmoet hij leeftijdsgenote Winnie. Een heerlijk hooghartig dametje dat maar al te graag de wereldvreemde jongen de les leest terwijl ze het conflict proberen te beëindigen. Helaas wordt in deze scènes snel duidelijk dat Eggs als hoofdpersonage maar weinig aan de film toevoegt. Het thematisch vergelijkbare How to Train Your Dragon deed dat toch een stuk beter.
Desondanks doet The Boxtrolls qua niveau nauwelijks onder voor de vorige twee LAIKA-films. Visueel is de film om door een ringetje te halen; de stopmotionanimatie ziet er prachtig uit, maar qua vormgeving kleurt men gelukkig toch net genoeg buiten de lijntjes om een unieke look te bewerkstelligen. Het verhaal bewandelt soms net te veel de bekende paden, maar een aaneenschakeling van clichés wordt het nooit. En dat voor de humor geregeld de trollen uit de titel worden opgetrommeld, stoort nauwelijks omdat de makers wijs genoeg zijn om ze niet uitsluitend als komische noten te laten rondrennen (als minions uit de Despicable Me-films), maar ze steeds deel van het verhaal te laten uitmaken. Een Oscarnominatie voor beste animatiefilm moet er ook dit keer wel inzitten.
Lees ook het interview met Travis Knight, directeur van animatiestudio LAIKA, en het interview met Isaac Hempstead-Wright.