Voor velen zal Russian Ark nog steeds gelden als de bepalende film uit het oeuvre van Alexandr Sokurov. De betoverend aangeklede, in één shot gefilmde wandeling door de Hermitage van Sint-Petersburg geldt als het fraaist denkbare cinematografisch eerbetoon aan zowel het fameuze museum als de Russische geschiedenis. Met Francofonia levert Sokurov nu een soortgelijke ode aan haar illustere Franse tegenhanger, het Louvre te Parijs. 's Mans esthetiek blijkt gewijzigd, maar de boodschap blijft grotendeels hetzelfde: musea zijn tijdcapsules die de culturele ziel van de mensheid beschermen. In een tijd waarin barbaarse ideologieën geen schroom kennen om eeuwenoude kunstvoorwerpen aan diggelen te slaan en ons zo stukje bij beetje flarden wereldgeschiedenis te ontnemen, is die boodschap hartelijk welkom. Desondanks gaat Sokurovs bedoeling haar over te brengen in Francofonia gebukt onder een meanderende opzet.
Francofonia focust hoofdzakelijk op het Louvre tijdens de oorlogsjaren, maar Sokurov maakt er geen geheim van het Franse instituut in een bredere context te willen plaatsen. In een raamvertelling treedt Sokurov ditmaal fysiek aanwezig op als verteller, een rol die hij onzichtbaar vertolkte in Russian Ark. In een videoconversatie met een bevriende Hollandse kapitein die een lading kostbare kunstwerken onder zijn hoede heeft, maar zijn schip in een razende storm heeft gemanoeuvreerd, betreurt de regisseur de behandeling van onschatbare kunst als goederen waar slordig mee omgesprongen wordt. Tussen het chatten door vertelt hij het verhaal van een onwaarschijnlijk bondgenootschap dat het Louvre tijdens de Tweede Wereldoorlog voor rampspoed wist te behoeden. Directeur van het museum Jacques Jaujard en de Duitse aristocratische officier Graf Wolff-Metternich, op papier lijnrecht tegenover elkaar, bleken gelijkgestemde geesten met een diep respect voor kunst en geschiedenis. Terwijl Hitlers manschappen op het hele continent kunstschatten als oorlogsbuit afvoerden naar Duitsland, wist het duo de inhoud van het Louvre een dergelijk droevig lot te besparen.
De link met Volker Schlöndorffs recente Diplomatie, eveneens een oorlogsdrama over twee mannen uit tegenovergestelde kampen die strijden voor de ziel van Parijs, is snel gelegd. Waar Diplomatie zich baseerde op een toneelstuk, neemt Francofonia dikwijls de vorm aan van een toneelstuk. De bescheiden Kammerspiel-achtige setting waarin de conversaties tussen de twee intellectueel verbroederde vijanden plaatsvinden, wordt afgewisseld met opzettelijk theatrale scènes waarin keizer Napoleon en de Franse vrijheidsgeest die laatste geïnspireerd door het beroemde schilderij van Delacroix, dat uiteraard ook in het Louvre heeft gehangen het museum van haar historische context voorzien. Het introduceren van dergelijke personages, fictief of niet, om zaken te duiden, is rechtstreeks terug te voeren op Russian Ark, maar gebeurt hier spaarzamer. Stilistisch gezien kennen beide films verder maar weinig overeenkomsten, ondanks hun soortgelijke onderwerp en boodschap, die vergelijkingen onvermijdelijk maken.
Naast beeldmateriaal van zichzelf, wisselt Sokurov historische beelden af met conventionele enscenering van de dialogen tussen Jaujard en Wolff-Metternich enerzijds en dromerige monologen van de Franse grootheden anderzijds. De ontmoetingen tussen de directeur en de officier worden daarbij voorzien van een ouderwets vierkante kadrering en legio filmkrassen, wat de schijn moet opwekken van historisch geschoten materiaal. Een leuke vondst, die artistiek gezien beter hard gewerkt in zwart-wit. Het zijn echter deze conversaties tussen de beide kunstfanaten die samen met het echte historische materiaal het sterkst tot de verbeelding spreken, maar daarnaast het hardst getroffen worden door Sokurovs neiging zijpaden te betreden. Francofonia zwicht onder een storend fragmentarische aanpak, waarbij Sokurov dikwijls van hot naar her springt en daarbij zijn hoofdonderwerp, het Louve tijdens de oorlog, uit het oog lijkt te verliezen. Een gevoel voor chronologie is aan hem niet besteed, getuige ook Russian Ark waarbij zijn relaas over de Russische geschiedenis geen correcte tijdslijn aanhoudt. Bij Francofonia wringt deze opzet echter, want Sokurov heeft moeite de kijker bij de les te houden met zijn gedachtesprongen.
Inhoudelijk is die les echter vrij simpel samen te vatten. Sokurovs citaat "Het interesseert musea niet wat er om hen heen gebeurt, zolang ze maar met rust worden gelaten" spreekt boekdelen. Sokurov ziet musea als tijdscapsules die de tand des tijds boven alles moeten doorstaan als de ziel van de menselijke geschiedenis, vrij van bemoeienis door overheden, regimes of politiek. Niet voor niets wordt Napoleon erbij gehaald. De dictator was immers net zo zeer een kunstdief als Hitler, die schatten uit vele landen naar het Louvre liet transporteren. Daarover maakt Sokurov zich geen illusies. Het is hier de vrijheidsgeest van Frankrijk die het verschil maakt. Zolang kunst mensen verenigt, zoals het deed tussen Jaujard en Wolff-Metternich, is er hoop, stelt Sokurov. Met Francofonia applaudisseert hij de voor het Louvre getoonde inspanningen, maar toont hij zich tegelijkertijd bezorgd over kunst in de huidige tijd. Die boodschap is tussen het gemijmer waaraan Sokurov zich schuldig maakt, gelukkig moeilijk te missen. En gezien de explosieve gebeurtenissen die de Franse hoofdstad het afgelopen jaar troffen, allesbehalve overbodig.