In de sciencefictionwereld is de interactie tussen mens en kunstmatige intelligentie altijd een geliefd onderwerp geweest. Naar voorbeelden hoeven we niet ver te zoeken, denk aan de iconische boordcomputer HAL-9000 uit 2001: A Space Odyssey, of recentelijk nog de opbloeiende romance tussen een man en zijn computersysteem in Her. De romance in Transcendence loopt net iets minder rooskleurig. De befaamde wetenschapper Will Caster is al jaren gelukkig getrouwd met zijn vrouw Evelyn, maar na een aanslag van een groep antitechnologieterroristen heeft hij nog slechts enkele weken te leven. In een poging zijn geest te redden, wordt zijn geheugen geüpload in een computer. Echter, zoals iedereen die een beetje bekend is in het genre wel aanvoelt, is het maar de vraag wat voor gevaren er op de loer liggen wanneer een kunstmatige intelligentie teveel macht krijgt.
Aan het roer van Transcendence staat Wally Pfister. Een naam die bij het grote publiek waarschijnlijk geen belletje doet rinkelen, maar met een drietal Oscarnominaties en een beeldje voor zijn werk aan Inception op zak heeft Pfister als vaste cinematograaf een belangrijk aandeel gehad in de reeks successen van de populaire regisseur Christopher Nolan. Na tien jaar trouwe dienst neemt de man dit keer voor het eerst zelf plaats in de regiestoel. Over het materiaal dat hij voorhanden heeft hoeft Pfister niet te klagen: een budget van zon honderd miljoen en de aanwezigheid van sterren als Johnny Depp en Morgan Freeman zijn niet de minste middelen voor een debuterend regisseur.
Helaas toont Pfister zich als regisseur nog te onervaren om het materiaal optimaal te kunnen benutten. Qua stijl lijkt hij stevig vast te willen houden aan de bekende Nolan-formule waarin blockbuster entertainment gecombineerd wordt een zekere hoeveelheid diepgang, maar de balans is vaak ver te zoeken. Vaak lijkt de film iets te ver door te slaan in semi-intellectueel geneuzel, terwijl de meeste actierijke stukken weer misplaatst of simpelweg oninteressant aandoen. Diezelfde inconsistentie is ook terug te vinden op visueel gebied. Hoewel Pfister zijn sporen op dit gebied al ruim verdiend heeft en laat zien nog steeds een goed oog te hebben voor shots, komt het geheel niet samen. De versmelting tussen technologie en natuur komt vaak naar voren en is treffend voor het thema, maar door gebruik te maken van langgerekte artistieke shots van vallende waterdruppels of natuurbeelden en dan weer over te schakelen naar een CGI-rijke finale doet het geheel nogal rommelig aan.
Op visueel gebied mag Transcendence dan misschien niet helemaal uit de verf zijn gekomen, de grootste makke lijkt hem echter toch in het wankele script te zitten. Er wordt wel gepoogd om de kijker aan het denken te zetten over enkele interessante vraagstukken. Heeft een vorm van kunstmatige intelligentie beschikking tot een bewustzijn? In hoeverre heeft de mensheid de technologie nog onder controle? Maar de diepgang die wordt gesuggereerd wordt nergens echt waargemaakt. Zo wordt op het moment dat de digitale Will Caster de beurzen van Wall Street plundert om zijn projecten te bekostigen bijvoorbeeld nauwelijks stilgestaan bij enige morele implicaties. In plaats daarvan verliest het verhaal zich eerder in lachwekkend vergezochte wetenschappelijke wendingen of slaapverwekkende tafelgesprekken tussen Rebecca Hall en een virtuele Depp.
Naast de veelal ongeïnspireerde dialogen gaat het script gebukt onder slecht uitgewerkte personages. Hoewel haar personage als verzetsleider belangrijk zou moeten zijn voor de discussie voor of tegen de technologische vooruitgang, is Kate Mara veel te vaak afwezig. Cillian Murphy lijkt er daarentegen als bordkartonnen FBI-agent aan de haren te zijn bijgesleept en dwaalt doelloos rond in het verhaal. Je zou mogen verwachten dat de normaliter zo charismatische Depp de film dan nog wel op sleeptouw kan nemen, maar het tegenovergestelde blijkt waar. De man die normaal bekend staat om zijn excentrieke typetjes lijkt ditmaal slechts ongeïnteresseerd zijn weg naar een vette salarisstrook te mompelen. Gelukkig weet Paul Bettany de boel nog enigszins bij te sturen als een van de weinige castleden die wel weten te overtuigen.
Transcendence stevent hiermee af op een onvermijdelijke en pijnlijke conclusie. Op papier klonk het idee heel aardig, maar de uitwerking is onevenwichtig en schiet op vrijwel alle vlakken tekort. De film roept een hoop vraagstukken op over mens en technologie op en weet er zelf geen antwoord op te formuleren. Zelfs in de finale lijkt Pfister niet te kunnen kiezen tussen een positieve boodschap of juist een prekerige waarschuwing over de gevaren van technologie. Na afloop kun je je afvragen of het vertrouwen vanuit de studio in hem en de eveneens onervaren scenarist Jack Paglen niet veel te groot is geweest, aangezien Transcendence zo mee kan dingen naar de twijfelachtige titel: teleurstelling van het jaar.