The Water Diviner
Recensie

The Water Diviner (2014)

Russell Crowe maakt zijn regiedebuut met een vrij oubollig drama over de nadagen van de Eerste Wereldoorlog.

in Recensies
Leestijd: 3 min 15 sec
Regie: Russell Crowe | Cast: Russell Crowe (Joshua Connor), Olga Kurylenko (Ayshe), Dylan Georgidades (Orhan), Yılmaz Erdoğan (Major Hasan), Cem Yılmaz (Sergeant Jemal), e.a.| Speelduur: 111 minuten | Jaar: 2014

Russell Crowe kwam enkele maanden geleden onder vuur te liggen nadat hij in een interview had gesteld dat zijn vrouwelijke collega’s in hun rolkeuze meer zouden moeten berusten in hun leeftijd. Deze uitspraken zijn misschien wat ongenuanceerd, maar hypocrisie valt de acteur niet te verwijten. Immers, in tegenstelling tot een leeftijdgenoot als Brad Pitt (die erop uit lijkt zoveel mogelijk rollen te bemachtigen die eigenlijk voor dertigers waren bedoeld), heeft Crowe zich de voorbije jaren toegelegd op het spelen van mannen in een wat latere levensfase. Dat heeft vooral geresulteerd in veel vaderrollen. Crowes regiedebuut The Water Diviner sluit daar prima op aan met een verhaal over een vader van drie jongvolwassen broers die tijdens de Eerste Wereldoorlog het Australische platteland hebben verruild voor de slagvelden van Europa.

Wanneer zijn vrouw overlijdt, reist Joshua Connor zijn zoons achterna, aangezien geen van hen ooit van de oorlog is teruggekeerd. Ze zijn namelijk beland in de Slag om Gallipoli, een maandenlange strijd tussen Australiërs en Turken die resulteerde in grote verliezen aan beide kanten. Op het voormalige slagveld wordt vlak na de oorlog door Australische, Britse en Turkse soldaten samengewerkt om de gesneuvelden te identificeren. Dat proces wordt versneld wanneer Connor arriveert: de man kan water vinden in de wildernis en dus(?) ook met zekerheid aanwijzen waar zijn gesneuvelde zoons liggen. Wanneer er slechts twee worden gevonden, bloeit de hoop op dat de derde nog in leven is.

Nu de Eerste Wereldoorlog precies honderd jaar achter ons ligt, lijkt een hernieuwde interesse te zijn ontstaan in deze periode. Opbeurend zijn de verhalen van deze oorlog niet bepaald en Gallipoli vormt daarop geen uitzondering: het was een zinloze strijd waarin zowel Australië als Turkije (of eigenlijk het Ottomaanse Rijk) niets te winnen had en enkel als pion van hun Britse en Duitse bondgenoten diende. The Water Diviner gaat niet al te veel in op de politieke drijfveren die tot het offensief hebben geleid, maar laat er geen twijfel over bestaan dat het geen winnaars heeft opgeleverd. In een handvol krachtige flashbacks zien we de gruwelen van deze strijd van bijzonder dichtbij.

Hoewel Crowe door zijn nationaliteit ongetwijfeld enige betrokkenheid voelt bij het verhaal, lijkt van een passieproject niet per se sprake; hij staat immers niet als schrijver of producent op de aftiteling. Als regisseur doet hij het lang niet onaardig, maar The Water Diviner had in de handen van een meer ervaren filmmaker waarschijnlijk een stuk interessanter uitgepakt. Op narratief vlak zijn er namelijk nogal wat verbeterpunten te bespeuren. Zo bevat de film in de eerste twintig minuten een viertal segmenten, waarvan slechts één essentieel is voor het verhaal en de overige er louter zijn om de toon te zetten. Tot zover geen probleem, maar Crowe gooit ze nogal lukraak door elkaar. Waarom beginnen met de ontdekking van de Turkse troepen dat de strijd ten einde is in plaats van met de veel treffendere gebeurtenissen van jaren daarvoor waarbij Connor zijn jonge zoons redt van een enorme zandstorm?

Een groter probleem is de toon. Voor een film die handelt over een van de grootste oorlogstrauma’s van zowel Australië als Turkije en de aanzet tot de Turkse Onafhankelijkheidsstrijd, gaat het er in het naoorlogse Istanbul wel erg frivool aan toe. De prachtig opgeruimde stad baadt constant in een gouden gloed die de indruk wekt dat er nooit een oorlog is geweest. Dat zou misschien verklaren waarom iedere Turk die Connor ontmoet vlekkeloos Engels spreekt en elk cultuurverschil binnen een mum van tijd is overwonnen. Na een nogal doelloos voortkabbelend middendeel herpakt Crowe zich enigszins in het opvallend enerverende slotstuk (waarin ineens de Grieken als derderangs schurken worden opgevoerd), maar door de wat flauwe afhandeling van zaken gaat de film helaas alsnog als nachtkaars uit.