Twintigster Joy doet haar naam nauwelijks eer aan, want zo veel lol heeft ze niet in het leven. Ze is een getroebleerde huisvrouw wier huwelijk in puin ligt. Met haar ex gaat ze nog best vriendschappelijk om. De vrouw leeft met de muzikant onder één dak omdat dit nu eenmaal handiger en beter voor hun twee dochters is. Joys ouders zijn ook al gescheiden en moeder Terry ligt in bed weg te kwijnen hopeloos verslingerd aan haar melodramatische televisiesoap die ze voor geen goud wil missen. Palief runt een eigen bedrijf en is aan het daten geslagen, met wisselend succes. Aangezien Joy bij iedereen de troep achter hun kont moet opruimen besluit ze haar leven een stukje gemakkelijker te maken door een weergaloze uitvinding te doen. De Mircacle Mop is inmiddels een begrip in elk huishouden. Joy bedenkt de mop die je met één handbeweging kunt uitwringen en probeert hem te slijten aan een thuiswinkelkanaal.
Na recente werken als The Fighter, het gelauwerde drama Silver Linings Playbook en het in de jaren zeventig gesitueerde gangsterepos American Hustle is het wel even wennen om David O. Russell weer op de luchtige toer bezig te zien. De bejubelde filmmaker had duidelijk en kennelijk de behoefte om de teugels wat te laten vieren, al heeft hij opnieuw vaste castleden als Jennifer Lawrence, Robert De Niro en Bradley Cooper aan het werk gezet. In de eerste helft dweept zijn Joy met het soapgenre waar moeder Terry zo verslaafd aan is. Tegelijkertijd gaat achter al het (soms valse) sentiment behoorlijk wat leed schuil, dat zich maar moeizaam openbaart. Ondanks dramatische wendingen blijft het lichtkomische Joy een verfrissend optimisme uitstralen, of het nu gaat om een godsvermogen dat in rook dreigt op te gaan of de wijze waarop de titelfiguur worstelt met al het testosteron dat haar omringt.
Russells bewust kitischerig gehouden drama is gebaseerd op het leven en de praktische schoonmaakdrift van Joy Mangano, die inmiddels een imposant imperium in de huishoudbranche heeft opgebouwd. Ze is het levende voorbeeld van een op papier kansloze vrouw die het leven naar haar hand heeft gezet en haar mannetje staat. Voor een ervaren filmmaker als Russell wordt er lang om de hete brij heen gedraaid. De soapachtige ontwikkelingen die bijvoorbeeld bij vakgenoot Pedro Almodóvar heel goed werken, doen met Russell op de regiestoel ongemakkelijk en onwennig aan. Veel tijd wordt ingeruimd voor het verbeelden van Joys persoon en gezinsleven, waarbij plot ondergeschikt gemaakt is. Juist als Russell er de vaart inzet en richting kiest, begint ook de emotie oprechter en empathischer te worden.
Het aftasten van genres komt voor de regisseur wellicht wat gemaakt en geforceerd over, maar dat geldt niet voor de cast. Acteurs als Lawrence en De Niro, maar ook filmmoeder Virginia Madsen illustreren dat ze de diverse disciplines feilloos in de vingers hebben en er eveneens moeiteloos in weten te variëren en afwisselen. De foute kleding, twijfelachtige inrichting en maniertjes van de bijfiguren verdwijnen naar verloop van tijd naar de achtergrond. Russell verdient vooral krediet voor de dramatische verdiepingsslag die hij in de tweede helft neerzet en die hij klakkeloos weet te combineren met kritiek op de (televisie)commercie en het bedrijfsleven. Het archetypische verhaalverloop van kansen zien en grijpen, tegenslag en terugslaan is hem gemakkelijk te vergeven.
Joy roept in aanvang herinneringen op aan de grootste draak die François Ozon ooit afleverde, de op alle vlakken compleet mislukte Elizabeth Taylor-verfilming Angel. David O. Russell laveert hier gelukkig snel van weg en levert een aardige biopic af met een aantal geslaagde sneren en vooral een wederom schitterende Jennifer Lawrence die haar vrij vlakke personage meerdere dimensies weet mee te geven. De potentie van hoogvlieger heeft Joy niet, maar wellicht was dit ook niet Russells ambitie.