Wanneer een acteur overlijdt, is het niet ongebruikelijk dat daarna nog films uitkomen waarin hij te zien is. Tussen de opnamen en de release verstrijkt meestal wel enige tijd. Aldus zien we de Britse acteur Julian Sands ongeveer een jaar na zijn overlijden (naar schatting althans; zijn lichaam werd pas in juni gevonden) in The Piper een van zijn laatste rollen spelen. Niet bepaald zijn beste, maar wel een die laat zien dat hij gemist zal worden. Al was het maar omdat hij dit soort niemendalletjes met zijn acteerwerk altijd wel een beetje wist te verheffen.
Toepasselijk genoeg gaat de film over de nalatenschap van iemand die is overleden. In de proloog komt een componist op een onprettige wijze aan haar einde, waarna een orkest met de handen in het haar zit over de geplande uitvoering van haar onvoltooide werk. Fluitist en componist Mel werpt zich op om het concertstuk te voltooien. De overleden componist was immers haar mentor en Mel heeft een aardig idee van hoe zij te werk ging.
De proloog liet echter al zien dat dit een horrorfilm is, dus zal niemand verrast zijn dat er iets niet in de haak is met de muziek. Deze roept bij Mel vreemde beelden op en mensen in haar directe omgeving die ernaar luisteren beginnen zich steeds vreemder te gedragen, met name kinderen. Mocht de titel het nog niet voldoende duidelijk maken: er is een connectie met het volksverhaal over de rattenvanger van Hamelen.
De combinatie van folklore en klassieke muziek maakt The Piper een iets stijlvollere film dan gebruikelijk is in het horrorgenre. Dat is niet alleen te horen (voor de muziek wordt gebruikgemaakt van wat ongebruikelijkere instrumenten), maar ook te zien. Er zijn mooie beeldcomposities die goed gebruikmaken van het contrast tussen licht en donker. Vooral een vroege scène met rode belichting en interessante close-ups steekt eruit. Deze doet zelfs een beetje denken aan de visuele stijl van Dario Argento.
In plaats van goedkope schrikmomenten wordt vooral ingezet op sfeer. Daarmee zal vast niet iedereen op het puntje van zijn stoel belanden, maar zo nu en dan zijn er opvallend effectieve momenten. Enkele extreme close-ups van vingers op snaarinstrumenten hebben een heerlijk unheimisch effect, vooral dankzij de goed gekozen geluidseffecten.
Ook de acteurs kwijten zich prima van hun taak. Charlotte Hope is een sympathieke hoofdrolspeler en hoewel Julian Sands als obsessieve dirigent geen J.K. Simmons is, weet hij wel iets te maken van zijn op papier niet bijster diepe rol. Er gaat zeker iets dreigends van hem uit, maar hij is niet constant een lompe hork. Dit is iemand die je beste vriend of je ergste vijand kan zijn en het is best begrijpelijk dat Mel erop hoopt dat zij tot die eerste categorie kan behoren.
Het is ietwat ironisch dat het concert waar de film om draait uit drie delen bestaat en bij aanvang enkel de eerste twee zijn voltooid. De film bevat namelijk drie akten en het voelt alsof enkel de eerste twee waren geschreven toen men aan de opnames begon. Niet dat het slotstuk volledig uit de lucht komt vallen, maar het is niet bepaald indrukwekkend en vormt een behoorlijke stijlbreuk.
De voorheen zo stijlvol gemaakte film vervalt tegen het einde namelijk in uiterst goedkope horrortaferelen, compleet met een monster waarvoor iemand in latex is gehuld. Jammer, want een melodie die obsessies aanwakkert en aanzet tot gruwelijke daden is stukken enger dan 'een enge man'. Puur omdat het zo ongrijpbaar is.
Het is niet ondenkbaar dat alle moeite is gaan zitten in de eerste twee akten, in de hoop dat de kijker tegen het einde dusdanig mee is dat die alles accepteert. Maar de kans is groot dat veel kijkers zodanig teleurgesteld zullen zijn in het einde dat ze de volledige film zullen afschrijven als een verspilling van tijd. Door tijdig de bioscoop te verlaten heb je waarschijnlijk een betere ervaring dan wanneer je de film volledig uitzit.