The Sisters Brothers
Recensie

The Sisters Brothers (2018)

De eerste Hollywoodfilm van de Franse regisseur Jacques Audiard is een western die de wetten van het genre tart.

in Recensies
Leestijd: 4 min
Regie: Jacques Audiard | Cast: John C. Reilly (Eli Sisters), Joaquin Phoenix (Charlie Sisters), Riz Ahmed (Hermann Kermit Warm), Jake Gyllenhaal (John Morris), Rutger Hauer (The Commodore), Rebecca Root (Mayfield), e.a. | Speelduur: 121 minuten | Jaar: 2018

De openingsscène van The Sisters Brothers doet liefhebbers van westerns met een arthouserandje watertanden. Het is 1851, ergens 'in the middle of nowhere' van Oregon. Midden op de prairie staat een houten huis, maar dat is bijna niet te zien. Het hele landschap is in duisternis gehuld, alleen de vlammen die uit de geweerlopen spuwen lichten op in de nacht. Twee mannen nemen de bewoners van het huis onder vuur, maar de bewoners schieten terug. Geschreeuw, gevloek en gekerm weergalmt over de velden - iemand is geraakt, maar wie?

Het is een introductie die de gebroeders Sisters stevig in de grondverf zet als huurmoordenaars, maar in hoeverre zij gewetenloos zijn valt te bezien. Naast het feit dat deze nachtelijke scène bijzonder sfeervol gefilmd is, komt nog iets anders aan het licht. Door de onconventionele aanpak is het meteen glashelder dat de makers geen intenties hebben om een ode te brengen aan de klassieke Amerikaanse western. Sterker nog, in interviews verklaart de Franse regisseur Jacques Audiard (bekend van het meesterlijke gevangenisrelaas Un Prophète en het orkatrainerdrama De Rouille et d'Os) dat hij geen persoonlijke fascinatie heeft voor het westerngenre. En dat is best opmerkelijk, aangezien The Sisters Brothers zijn entreebewijs voor Hollywood vormt - een plaats die ooit als kraamkamer van de legendarische revolverhelden gold.

Toch zou overslaan zonde zijn, want Audiard doet met zijn eerste Engelstalige film iets wat niet veel filmmakers aandurven: de wetten van het westerngenre tarten. Een zwijgzame cowboy is stoer, maar geldt dat ook voor een babbelzieke cowboy? En wat als het vrijbuitersbestaan in de ongerepte wildernis hem niet harder, maar juist softer maakt? Kan een confrontatie met een vijandelijk personage dan ook ontaarden in iets anders dan een gewelddadige shoot-out?

Met zulke vragen speelt The Sisters Brothers (gebaseerd op het gelijknamige boek van Patrick Dewitt), waardoor een soort diapositief ontstaat van een western zoals Quentin Tarantino die zou maken - vol buitensporig geweld. Ook in de film van Jacques Audiard zijn bloederige taferelen te bespeuren, maar de regisseur is niet geïnteresseerd in het exploiteren van geweld. Hij accepteert dat de gruweldaden nu eenmaal een kwalijke bijkomstigheid zijn in het oude Wilde Westen. Veel liever laat hij daarom zien hoe de nare gebeurtenissen - een gewond paard, de amputatie van een arm - de emotionele weerbaarheid van zijn personages test.

De Fransman is als regisseur geen roekeloze 'gunslinger', maar eerder een cowboy die heel vaak aan de teugels van zijn paard trekt, om eens op een drafje te onderzoeken wat er allemaal te beleven valt buiten de gebaande paden. Nooit is zeker in welke richting het verhaal zich zal ontwikkelen, wat een aantal verrassende momenten tot gevolg heeft. Zelfs de personages ogen soms stomverbaasd door de wending die hun avontuur neemt. Voor een groot deel van de tijd blijven de revolvers netjes in de holsters zitten en is het verteltempo vrij laag. Een gewaagde keuze, want anno 2018 zal het gros van de bioscoopbezoekers op deze twee punten waarschijnlijk afhaken.

Wél klassiek is de premisse: Charlie en Eli Sisters worden ingehuurd door de zwijgzame Commodore (Rutger Hauer in een cameo) om een man op te sporen die Hermann Kermit Warm heet. Deze stoïcijnse scheikundige draagt een geheim met zich mee dat het verloop van de goudkoorts in de Verenigde Staten voorgoed kan veranderen. Voor inlichtingen over de verblijfplaats van Warm kunnen Charlie en Eli terecht bij de sluwe John Morris, een soort undercovercowboy die tussen beide partijen lijkt te opereren.

Gaandeweg ontstaat zo een soort dubbele bromance, waarvan het duo dat gespeeld wordt door John C. Reilly en Joaquin Phoenix het meest vermakelijk is. Dat komt vooral omdat hun beide toekomstvisies niet stroken: Eli heeft schoon genoeg van het huurmoordenaarswereldje en wil eruit stappen, maar Charlie gedijt prima bij de sadistische praktijken. Het enige wat de twee mannen bindt is een familiegeschiedenis waarin een alcoholistische vader een rol speelde. Genoeg aanleiding voor grote gebaren, maar in The Sisters Brothers is het drama juist opvallend subtiel en intiem.

De film van Jacques Audiard laat zich niet zonder enige vorm van weerstand in een hokje plaatsen. Het menselijk drama wordt zo nu en dan omlijst met een hoop zwart-komische grappen, waardoor The Sisters Brothers soms ook iets wegheeft van een halfgeslaagde screwballkomedie. Hilarisch wordt het nergens, want daarvoor zijn de meeste situaties gewoon te kluchtig - om niet te zeggen: kinderachtig. De beste grap ligt misschien nog wel in de filmtitel besloten. Want hoe is het mogelijk dat twee broers - die in het ruige wilde westen leven - een geduchte reputatie hebben kunnen opbouwen met een achternaam die 'gezusters' betekent?