Grote, oude huizen in verlaten gebied zijn eng. Kelders zijn eng. Grote uitgestrekte bossen zijn eng. Rednecks in de middle-of-nowhere zijn eng. En clowns zijn eng. Misschien niet in het dagelijkse leven, maar wel binnen het horrorgenre. Het zijn van die vaste conventies waaraan eentje zeker niet mag ontbreken: de duisternis. Als een van de zintuigen, in dit geval het zicht, wordt uitgeschakeld, komt het donker nog net wat zwaarder binnen. Je gaat je dan als het goed is wat meer op het geluid richten. We wisten al dat het gevaar dikwijls in de duisternis schuilt, maar dit gebeurt haast letterlijk en in de overtreffende trap in het speelfilmdebuut van David F. Sandberg. Lights Out is een bewerking van zijn eigen korte film. Het gevaar duikt juist op als het donker is. Licht is dus het beste wapen tegen een demonisch wezen dat de levens van een jonge vrouw en haar broertje zuur maakt. En het licht is natuurlijk altijd kapot, uitgeschakeld of simpelweg afwezig. Het moet natuurlijk nog wel een beetje leuk blijven voor de horrorfan.
We maken kennis met de vrijgevochten en dwarse jongedame Rebecca, die eigenlijk niemand nodig heeft om het te kunnen rooien in het leven. Ze onderhoudt een zeer moeizame relatie met haar psychisch labiele moeder Sophie, die in haar eentje zorg draagt voor de opvoeding van Rebeccas jongere halfbroertje Martin. In de zenuwslopende proloog van Lights Out heeft Sandberg namelijk net korte metten gemaakt met Martins vader door het moordzuchtige wezen waar het allemaal om draait te introduceren. Het verhaal maakt een sprong zodra ook Martin begint te opperen dat hij het wezen in het donker waarneemt. Rebecca bedenkt zich geen moment en haalt haar broertje weg uit zijn ouderlijk huis, onder luid gekerm van zijn moeder. Rebecca weet namelijk precies waar Martin bang voor is. Wat volgt is een aaneenschakeling van schrikmomenten die er steevast op neerkomen dat het wezen zich aan de bange kids opdringt. Rebecca gaat samen met haar vriendje op onderzoek uit om te achterhalen waar haar eigen jeugdangst vandaan komt en hoe ze er voorgoed mee kan afrekenen.
Het grootste euvel van dit redelijk afgezaagde horrorvehikel is dat Sandberg zich veel te snel in de kaarten laat kijken. We zijn nog niet eens op de helft en het is grotendeels duidelijk wie of wat het vreemde wezen is en waarom het zo gewelddadig te werk gaat. Ook is de angst voor de duisternis al min of meer verklaard. Vanaf dat moment gaat het rap bergafwaarts met de spanning en voelen pogingen om de personages nog wat dramatisch gewicht mee te geven aan als overbodig oponthoud. Wat begint als een aardig concept over een kwaadaardige entiteit die zich laat zien zodra het licht uitgaat verzandt in een formulematige kat-en-muisspel. Er is werkelijk nergens fatsoenlijk licht te bekennen en de vele variaties die Sandberg hierop weet te bedenken van doorgeknipte snoeren tot stroomstoringen en van knijpkatten tot flikkerende kaarsen wekken al snel ergernis op. Een nog wel aardige vondst is die van een blacklight, zodat Rebecca ook in het donker kan zien waartegen ze moet knokken.
Het is te merken dat hier een concept dat uitstekend werkt voor een korte film is opgerekt tot speelfilmlengte. Ook al klokt Lights Out maar eenentachtig minuten, de rek en variatie zijn er al vrij vlot uit. Zodra halverwege wordt toegewerkt naar de voorspelbare ontknoping wordt Sandbergs speelfilmdebuut een herhaling van zetten. Er zit een aantal aardig getimede jumpscares in, maar het niveau van de openingsscène wordt nergens meer gehaald.