En daar hebben we hem weer: die gezette, hyperenergieke komiek met de duivelse oogjes. Een aantal jaren terug mocht je hem nog een cultfiguur noemen. Jack Black, oud-lid van Tim Robbins Actors Gang aan wie hij zijn piepkleine bijdrage in Bob Roberts te danken had, rolde van excentrieke rollen in de televisieserie The X Files tot zijn voorzichtige doorbraak op het witte doek in High Fidelity. Echte fans blijven hem echter zien als de ene helft van het satirische rockduo Tenacious D dat met liedjes als Fuck her Gently de grenzen van de goede smaak opzocht. Een bioscoopfilm staat praktisch voor de deur. Tegenwoordig is hij echter ook inzetbaar als knuffelbeer in romantische komedies als The Holiday waarin die duivelse oogjes ineens hondenogen worden.
Nacho Libre is een merkwaardig geval. Reclamefilmpjes kwamen al ruim een jaar geleden in de theaters voorbij en nu, ineens, kunnen we hem dan toch nog zien. Het is een tweeledig raadsel, want enerzijds vraag je je af waarom het zo lang duurde en anderzijds, na hem gezien te hebben, of een plek tussen de drukke bioscoopagenda wel een verdiende is geweest. Jacks groeiende populariteit speelt natuurlijk een rol en het is moeilijk zijn charisma te weerstaan. Met dit geinige, maar ook wat vervelende tussendoortje dat beter geschikt was voor een directe release op dvd, zien we Black nog op de vertrouwde ADHD-toer. Het is ondanks het magere resultaat niet te hopen dat het zijn laatste stuiptrekking als cultheld is voordat hij bij ieder tienermeisje op een poster boven het bed hangt.
Als Ignacio, Nacho voor zijn vrienden, beweegt de acteur zich alsof hij in een dronken toestand een privévoorstelling geeft. Nacho is de eeuwige loser die we aan het eind toch bewapend met meer normen en waarden vaarwel zeggen. Hij groeit op in een klooster voor weeskinderen waar hij zijn dagen slijt als kok. Dat zijn maaltijden niet te vreten zijn, wijt hij aan de beroerde ingrediënten. Om de kinderen niet langer teleur te stellen verzint hij een manier om aan meer geld en dus betere voeding te komen. Als luchador, een Mexicaanse worstelaar, hoopt hij faam te verwerven en een andere vlieg in dezelfde klap te vangen: aandacht van zuster Encarnación. Hij ziet zich gedwongen een dubbelleven te leiden, want vechten in de ring en het evangelie gaan moeilijk samen. Geld inzamelen voor het klooster zal dan vast en zeker op den duur ook indruk maken op de Heer.
Het strakke lycrapakje en de opvallend opwindende gevechten kunnen op het conto worden geschreven van regisseur Jared Hess (hij maakte eerder Napoleon Dynamite). De rest is verder aan Black. Net als de vroegere Jim Carrey-vehikels Ace Ventura en Dumb & Dumber lijkt het alsof er een volledig beroep wordt gedaan op de talenten van één man. Beide heren hebben de lachers na één oogopslag al op hun hand en met die gedachte ging Hess aan de slag. Dat pakt soms goed uit, maar het voelt aan alsof hij de camera liet draaien met het verzoek aan Black om zo maf mogelijk te doen. Dat gaat niet negentig minuten lang goed. Plots is daar de aftiteling en blijf je half bevredigd achter. Het is té gemakzuchtig teren op de uitvergrote handelsmerken van een acteur. De taak van een cineast behoort het inzetten van talent te zijn, niet het uitbuiten ervan. En hoe zeg je dat ook alweer? Overdaad schaadt?