Raúl Ruiz werd in Chili geboren, studeerde in Argentinië, schreef scripts voor de Mexicaanse televisie, gaf les in New York en maakte een stuk of honderd toneelstukken voordat hij filmmaker werd. Inmiddels heeft hij al meer dan tachtig titels op zijn naam staan. Vanaf de coup van Pinochet maakte Ruiz die vooral in Frankrijk. Onder kenners worden films als La Ville des Pirates (1983), Généalogies d'un Crime (1997) en Ce Jour-Là (2003) tot zijn beste werken gerekend. Hij maakte ook één film in Nederland, Het Dak van de Walvis (1981), maar misschien is zijn bekendste werk nog wel Le Temps Retrouvé (1999), een Proust-verfilming.
Het was de laatste film van hem die de Nederlandse bioscopen haalde, hoewel in 2004 het IFFR een uitgebreid retrospectief van zijn veelzijdige oeuvre vertoonde. Net als de film die morgen nog éénmaal draait op het IFFR is dat een kostuumdrama dat er ontzettend mooi uitziet, maar een stuk minder toegankelijk is doordat Ruiz tijd, ruimte en herinnering rustig door elkaar heen laat lopen. Bij zijn nieuwste is daar geen sprake van, maar opletten is wel handig want een bijfiguur uit het eerste uur kan in het vijfde terugkomen met een nieuwe naam, kapsel en sociale status.
Ruiz was gevraagd om naar Portugal te komen om het negentiende eeuwse boek Mistérios de Lisboa van Camilo Carlos Branco te verfilmen. Branco schreef het boek in episodes voor de krant, dus een adaptatie in de vorm van een televisieserie was een logische gedachte. Er bestaat ook een vier en een half uur durende versie die in Portugal, Spanje en Frankrijk in de bioscoop draaide, maar het IFFR trakteert de kijker op de zes uur durende serie in haar volledigheid. En dat is echt een traktatie, want in dit geval geldt echt: hoe meer hoe beter.
Het verhaal begint met een weesjongen op een katholieke kostschool in Lissabon, maar wordt al gauw het verhaal van zijn moeder, de gravin van Sánta Barbara, haar man de graaf, het mysterie van zijn vader en de rol die de priester van de kostschool, vader Dinis, daarin speelt. Ondertussen leert de adel van Lissabon de mysterieuze Alberto de Magalhães kennen. Toeval? Onmogelijk. Maar meer vertellen over hoe deze levens met elkaar en die van andere personages verbonden zijn zou de mysteries verklappen en verrassingen verpesten.
Nog indrukwekkender dan het verhaal is de manier waarop Ruiz het in beeld heeft gebracht. Nooit is te zien dat dit oorspronkelijk voor de televisie was bedoeld. Zowel de belichting als de compositie is zo nu en dan adembenemend. Bijna elke scène bevat wel een aantal shots die zo schilderijen van de oude meesters hadden kunnen zijn. Zelfs al zou je het verhaal of een van de verhaallijnen niet interessant vinden, valt er visueel zoveel te genieten dat het niet deert. En dan zijn er nog de typische Ruiz vondsten zoals het filmen van gesprekken, met een voorwerp in extreme close-up in de voorgrond en de mensen op de achtergrond.
Het extreemste voorbeeld hiervan is wel een scène waarin vader Dinis met de hertogin van Cliton thee drinkt. Terwijl zij schuin van onder gefilmd worden, verschijnt er pontificaal in close-up voor hen het beeld van nog een kopje, maar dan van boven gefilmd. Dit spel met beeldlagen komt verder nauwelijks in de film voor, maar even laat Ruiz toch nog iets van zijn surrealistische wortels zien. Verder volstaat hij simpelweg met prachtig shot na prachtig shot. Er gaat een gerucht dat dit misschien wel eens zijn laatste film zou kunnen zijn, maar als dat zo is heeft hij in ieder geval met Mistérios de Lisboa de kroon op zijn indrukwekkende oeuvre gemaakt.
[rating 5]