Toen Steve Jobs een kleine twee jaar geleden overleed, werd de beroemde Apple-man door praktisch iedereen dusdanig bewierookt dat het slechts een kwestie van tijd leek voor zijn leven zou worden verfilmd. Niet zo vreemd, want het is een leven dat voldoende elementen bevat voor een boeiende biopic: na geboorte afgestaan voor adoptie, gestopt met zijn studie, in een garage een bedrijfje gestart dat uitgroeide tot een imperium, een onteigend kind, genekt door zijn perfectionisme het bedrijf uitgewerkt en na jaren van ballingschap teruggehaald om het bedrijf te redden en naar grote hoogten te brengen. Jobs is de eerste film met dit verhaal die de Nederlandse bioscopen bereikt en er zullen er waarschijnlijk nog meer volgen. Misschien maar goed ook, want de eerste pannenkoek is zelden geslaagd.
De productie van Jobs was al begonnen toen het titelpersonage nog leefde, maar raakte in een stroomversnelling toen hij overleed. Dat verklaart waarschijnlijk waarom wordt aangehaakt bij de hype om Steve Jobs als marketing-Messias neer te zetten. De openingsscène waarin Jobs de allereerste iPod presenteert doet bijvoorbeeld denken aan de slotscènes in sportfilms; het applaus en de heroïsche muziek laten er geen twijfel over bestaan wie hier de winnaar is. De film gaat vervolgens terug naar een tijd waarin Jobs wat minder status had, maar het duurt niet lang voor de zwierende camerabewegingen, inspirerende woorden en aanzwellende muziek weer de kop opsteken.
Dat Jobs op een voetstuk wordt geplaatst, wil overigens niet zeggen dat zijn minder aangename kanten volledig onderbelicht blijven. Jobs werkt moeilijk samen, drijft mensen tot het uiterste en bijt zich obsessief vast in projecten. Maar deze tekortkomingen worden hem bijna direct vergeven met het excuus dat ze voortkomen uit de beste intenties. Jobs is simpelweg een onbegrepen pionier, wiens visie niet wordt gedeeld door de bekrompen mannen in pakken die over de cijfertjes gaan. De poster waarop het titelpersonage wordt betiteld tot genie, innovator en rebel liegt er dan ook niet om. Het zal zodoende niemand verrassen dat wordt afgesloten met de bekende "Think different"-speech.
Jobs kent een interessante tegenstrijdigheid: de puntjes uit het leven van Steve Jobs worden zeer duidelijk verbonden en toch grossiert de film in losse eindjes. Zo is er bijvoorbeeld geen waardige introductie voor de niet-onbeduidende Steve Wozniak (in bijna alle opzichten Jobs' tegenpool), maar maakt dit personage zijn opwachting pas wanneer Jobs zijn hulp inroept. Het is vervolgens aan Wozniak zelf om de kijker te vertellen dat de twee vrienden zijn. Voor de klus waarvoor Jobs hem nodig heeft, betaalt hij Wozniak overigens maar een fractie van wat hij zelf krijgt. Dit lijkt een voorbode te zijn van Jobs' gewoonte om mensen voor zijn karretje te spannen, maar dit gegeven komt nooit echt naar de voorgrond.
Een veel groter gat ontstaat wanneer Jobs halverwege de jaren tachtig door de raad van bestuur uit zijn bedrijf wordt gegooid. Zijn ballingschap duurde in werkelijkheid meer dan tien jaar, maar de film heeft aan vijf minuten genoeg. Nu is er niets mis met een beetje tijdsverdichting, maar we komen bijna niets te weten over deze tussenliggende jaren, terwijl daar wel degelijk een belangrijk verhaal verborgen ligt. Eerder in de film ontkent Jobs namelijk het vaderschap van zijn dochter Lisa (niet toevallig ook de naam van het project dat hem bij Apple uit handen wordt genomen), maar wanneer we hem jaren na zijn ontslag terugzien, blijkt zij ineens deel uit te maken van het gezin dat de man in de tussentijd heeft gesticht. Hun hereniging had een cruciale scène kunnen opleveren, maar de makers laten het simpelweg volledig aan de kijker over dit hiaat in te vullen.
De grootste handicap van Jobs is er overigens een waar de makers weinig aan kunnen doen: de timing. Drie jaar geleden heeft het publiek met The Social Network immers al een vergelijkbare film gehad die de lat zeer hoog legde. Jobs kan daar nauwelijks aan tippen. Dat begint al met de betrokkenen: waar The Social Network beschikte over grootmeesters als David Fincher en Aaron Sorkin, moet Jobs het stellen met nobody's als Joshua Michael Stern en Matt Whiteley. Met zijn cast weet Jobs nog best te imponeren, maar Ashton Kutcher is nu eenmaal geen Jesse Eisenberg. Dat betekent niet dat zijn rol volledig waardeloos is. De vooral uit komedies bekende acteur doet het in de titelrol heel aardig (al lijkt hij vooral te zijn gecast vanwege zijn fysieke gelijkenis met Steve Jobs), maar het is tekenend voor de film: goed geprobeerd, maar het is het simpelweg net niet.