Kinderen die tijdens de asielaanvraag van hun gezin langzaam alle levenslust verliezen tot het punt waarop ze stoppen met praten, eten en drinken en in een soort vegetatieve staat terechtkomen; het klinkt als een heel duister sprookje, maar er zijn alleen al in Zweden meer dan duizend gevallen bekend van dit zogenoemde terugtrekkingssyndroom. Regisseur Alexandros Avranas zag er een film in. Het resultaat is een ijzig stukje cinema dat toch weet te emotioneren.
Natalia en Sergei zijn met hun twee dochters, Alina en Katja, gevlucht uit Rusland en verkeren in Zweden in afwachting van een verblijfsvergunning. De meisjes lijken al aardig gewend aan hun nieuwe mogelijke thuisland: ze gaan naar school, spreken de taal, zingen in het koor en doen mee aan sportactiviteiten. Het mag alleen niet baten. In een kille grijze ruimte wordt monotoon en zakelijk het oordeel van de Zweedse immigratiedienst opgelezen: er is onvoldoende bewijs dat het Russische regime geweld heeft gebruikt tegen het gezin of dat er in de toekomst gevaar dreigt. Ze moeten terug.
Het voelt met de beperkte informatie die na de eerste tien minuten van de film voorhanden is, als een onrechtvaardige beslissing. Dat Sergei slachtoffer is van politiegeweld omdat hij als rector van een gymnasium 'verboden teksten' heeft toegestaan, lijkt met de actuele kennis over Rusland aannemelijk. De littekens op zijn lijf zouden voor zich moeten spreken.
Het gevoel van onrecht wordt aangewakkerd door de ijzig afstandelijke manier waarop de mededeling wordt gedaan. De vrouw die de uitspraak voorleest kijkt nauwelijks op van haar dossier. Ze lijkt zich totaal af te sluiten voor de mensen tegenover haar. Het ontbreekt niet simpelweg aan empathie voor dit gezin, het is totale desinteresse. Dit gezin is er een van vele, niets meer dan een nummer. In deze puur papieren realiteit tellen alleen de juiste vinkjes in de juiste vakjes. Mis je een vinkje, dan ben je af.
De afwijzing is slechts het begin van de neerwaartse spiraal waarin het gezin terechtkomt, want kort hierna valt jongste dochter Katja flauw op het schoolplein. Ze wordt overgebracht naar een kliniek die gespecialiseerd is in dit soort gevallen. In een zaal die thuishoort in een dystopische sciencefictionfilm liggen rijen van kinderen onder grijsblauwe lakens op ziekenhuisbedden. Ze zitten vast aan allerlei slangen en scanners. Sergei en Natalia aanschouwen het vanachter een dikke glazen wand. Ze mogen voorlopig niet bij hun dochter komen. Dat zou niet bevorderlijk zijn voor het herstel.
Alsof dat alles al niet absurd genoeg is, worden haar ouders vervolgens onderworpen aan een soort positiviteitstherapie. Een Barbie-achtige zuster, blond en met een brede tandpastalach, oefent met de ouders hoe ze moeten glimlachen en ze negatieve emoties op afstand houden: "VAPA: niet praten over het verleden, de asielaanvraag of andere problemen. Geen angst tonen." De ouders herhalen het devies braaf als kinderen die de tafel van zes opdreunen.
Avranas lijkt met de scènes in de kliniek bewust het absurdisme op te zoeken, maar een kort rondje zoekmachine levert op dat er daadwerkelijk onderzoek wordt gedaan naar de invloed van positieve emoties bij patiënten met het terugtrekkingssyndroom. Uit datzelfde onderzoek blijkt dat kinderen die van hun ouders gescheiden worden tijdens de behandeling sneller herstellen. Dus zelfs die ongemakkelijke scènes in de kliniek blijken niet zo vergezocht.
Ongemak domineert in Quiet Life. De kilte die de eerste scènes kenmerkt, houdt Avranas de gehele film in stand. Het kleurenpalet, van locaties tot kleding, bestaat hoofdzakelijk uit grijstinten. De shots zijn veelal gecentreerd, alsof je naar geforceerde portretjes kijkt in plaats van naar echte mensen, en er wordt nauwelijks gebruikgemaakt non-diëgetische muziek.
De scènes in de kliniek brengen wat vals licht in al die grauwheid. Ja, er wuiven groene bomen buiten de serre waar de kinderen liggen, maar die lijken wel AI-gegenereerd. De zusters zijn net zo kil als de vrouw van de immigratiedienst en doen denken aan Nurse Ratched uit One Flew over the Cuckoo's Nest. Elke glimlach is geforceerd, elke reactie klinisch. Het is nauwelijks te pijlen of deze mensen het beste met kinderen voor hebben of twijfelachtige experimenten op ze uitvoeren.
Doordat de film zo verstoken is van emotie, is het soms moeilijk om echt mee te leven met de personages. Eens te meer omdat Sergei en Natalia soms meer bezig lijken met hun asielaanvraag redden dan met het welzijn van dochters. Dat betekent niet dat de film geen emotionele snaar weet te raken. Het is alleen vooral de snaar van frustratie.
Na de kille afwijzing van de ijskoude en ongeïnteresseerde immigratiedame aan het begin van de film, staat Sergei op en toont zijn littekens. "Kijk naar me!" schreeuwt hij. De vrouw ontwijkt zijn blik, staat op en verlaat de ruimte. "Kijk naar me!" schreeuwt hij nogmaals richting de beveiligingscamera's. Een computerstem die klinkt als degene die bellers informeert over de hoeveelheid wachtenden zegt dat het gezin de ruimte pas mag verlaten als de dreigende situatie voorbij is. Maar Sergei is geen bedreiging. Hij en zijn gezin willen slechts gezien worden, geen nummer maar een mens zijn.
Het is precies die frustratie die de film continu oproept: zie deze mensen, neem ze serieus, voel eens iets, wees menselijk! Avranas wilde met zijn film zijn kritiek uiten op het, zeker in Zweden, veel te anonieme asielbeleid. En op de manier waarop we wereldwijd vaak over vluchtelingen spreken in getallen en data, als formules met een oplossing, in plaats van mensen met een hart en een leven. In die kritiek is deze afstandelijke film, juist door het gebrek aan gevoel, dan ook prima geslaagd.