Een maand geleden kondigde de witte rook uit de schoorsteenpijp van de Sixtijnse Kapel de komst van een nieuwe paus aan. De Argentijnse Jorge Bergoglio vernoemt zich in zijn rol van kerkvader naar Franciscus van Assisi, die stond voor eenvoud en naastenliefde. Begoglio is jezuïet en leefde als bisschop en kardinaal in een eenvoudig optrekje in Buenos Aires. Hij was erg begaan met de schrijnende situatie in de sloppenwijken van de Argentijnse hoofdstad en vond er naar verluidt zelfs enige tijd zijn onderkomen. Een betere vorm van publiciteit en aansluiting bij de actualiteit kan filmmaker Pablo Trapero zich niet wensen. Zijn Elefante Blanco speelt zich af in het immense gebied, de villas miserias, waar de bevolking onder mensonterende omstandigheden op elkaar gepakt zit. Twee katholieke priesters proberen te midden van bendegeweld, drugshandel, ziekte en bittere armoede het verschil te maken.
Hoofdrolspelers Ricardo Darín, wellicht bij ons het bekendst van zijn rol in de Oscarwinnende thriller El Secreto de Sus Ojos, wordt in Traperos drama zij aan zijn maar ook tegenover Dardennes-acteur Jérémie Renier gezet. Renier speelt de jonge Belgische priester Nicolás, die in de Zuid-Amerikaanse jungle ternauwernood aan de dood ontsnapt is. Hij wordt gewond opgepikt en opgelapt door zijn oude vriend Julián, die een kerk in de sloppenwijk Villa Virgin leidt. Nadat hij zijn jonge collega wegwijs heeft gemaakt in het doolhof van de wijk, probeert de door de wol geverfde priester Nicolás in te zetten om de situatie van de Argentijnse bevolking te verbeteren. De heimelijk zieke Julián houdt zich bezig met de bouw van een ziekenhuis, terwijl Nicolás troost vindt bij maatschappelijk werkster Luciana. Overmand door alle indrukken van de sloppenwijk moet de jonge Belg niet alleen zijn trauma uit de jungle zien te verwerken, maar wordt hij ook verleid door vleselijke verlangens.
Trapero is een meester in het neerzetten van de chaos die de sloppenwijk regeert. Het doet denken aan een minder gelikte versie van Cidade de Deus. Er lopen wat vaste plotelementen door zijn Elefante Blanco, maar deze worden dikwijls opzij geschoven voor actiescènes. Het gevolg is dat deze grote thema's nauwelijks een podium krijgen. Zo worden Nicolás' schuld- en lustgevoelens slechts kort aangestipt, komt Julians ziekte in het gedrang en wordt er ook nog behoorlijk wat tijd besteed aan een subplot over een heilig te verklaren geestelijke. De vraag is echter of dit gebrek aan verhaalregie echt bezwaarlijk is. Onoverkomelijk is het zeker niet, want je hebt door de enorme vaart en hectiek niet echt tijd om lang te blijven stilstaan bij de emoties van de twee ambitieuze en onverschrokken priesters.
Elefante Blanco blinkt naast de sfeer vooral uit in het dynamische camerawerk en het vermogen van de filmmaker om je in de wereld van de Argentijnse sloppenwijken te zuigen. Een vroege sleutelscène wordt gevormd door de snelle rondleiding van Julian aan zijn jongere collega, waarin de dagelijkse gang van zaken in de villa met kracht wordt neergezet. Maar het echte hoogtepunt is de missie van Nicolás om een lijk bij een drugsbende op te halen. De camera volgt hem op de voet en duikt in duistere hoeken, spelonken en gangen waar geen einde aan lijkt te komen. Naast de visueel krachtige impact verbeeldt dit eveneens de complexiteit van het leven in de sloppenwijken, waar bendes tegenover elkaar staan en wraak en vergelding worden afgewisseld door collectieve rouw. Het leven in de sloppenwijk wordt net als Traperos drama gekenmerkt door incidenten waarbij emoties elkaar snel kunnen afwisselen.
Deze wervelende aanpak is ook terug te vinden bij Trapero en zijn noodzaak om de problemen van de armste Argentijnen aan de kaak te stellen. Zijn geslaagde missie compenseert ruimschoots het gebrek aan grip dat je als kijker op het verhaal krijgt. Het devies luidt dan ook om je maar gewoon aan alle verwarrende indrukken die Elefante Blanco aaneenschakelen over te geven.