Alex van Warmerdam kreeg voor elkaar wat zijn Nederlandse collegas decennialang niet lukte. Voor het eerst in bijna veertig jaar dong een Nederlandse speelfilm mee naar de prestigieuze Gouden Palm van het filmfestival van de Franse badplaats Cannes. Het is nog maar de vraag of Van Warmerdam ook maar een seconde wakker heeft gelegen in aanloop naar de prijsuitreiking. De eigengereide filmmaker is wars van conventies en laat zich moeilijk in een hokje stoppen. Juist deze eigenschappen maken de Haarlemmer zon bijzonder filmmaker. De bittere kant van de absurditeit lijkt een steeds grotere rol te gaan spelen in zijn werk, wat al bleek uit de sadistische trekjes van de titelfiguur in Van Warmerdams vorige, De Laatste Dagen van Emma Blank. Deze lijn krijgt een gitzwarte lading in zijn achtste speelfilm Borgman.
Wat de motieven en de achtergrond van de Vlaamse Camiel Borgman zijn komen we ook na bijna twee uur niet te weten. Zijn doel is weliswaar abstract en op het eerste oog behoorlijk zinloos. Zeker is dat overal waar Borgman en zijn handlangers hun gezicht laten zien levens overhoop gehaald en verwoest worden. Zo ook in de chique villa van televisieproducent Richard, zijn gezin en de Deense au pair Stine. Op een dag belt zwerver Borgman er aan met het verzoek een douche te mogen nemen. Hij wordt vriendelijk afgewimpeld, maar Richard gaat compleet door het lint als Borgman informatie over Richards vrouw Marina denkt te hebben. Marina toont meer genade en verschaft de zwerver onderdak in haar tuinhuisje. Zonder het te weten haalt ze het onheil en het noodlot binnen.
Van Warmerdam verliest zich niet in grote gebaren. Ongrijpbare onheilspellendheid is de belangrijkste sfeermaker. Er wordt gespeeld met het inlevingsvermogen van de kijker, die Marina wil waarschuwen voor het dreigende gevaar, maar zich tegelijkertijd gretig openstelt om ditzelfde gevaar toe te laten. Er gaat namelijk een enorme onbeduidende aantrekkingskracht uit naar de vreemdeling, die de kinderen verhaaltjes voorleest en Marina met hoffelijkheid tegemoet treedt. Marina voelt een enorme fascinatie voor hem die maar moeilijk te doorgronden is. Als Borgman op een gegeven moment zijn biezen wil pakken en nog geen vlieg kwaad heeft gedaan, vraagt Marina hem om desnoods in een andere hoedanigheid weer in haar leven op te duiken. Waar de intrinsieke drang van de vrouw vandaan komt om Borgman in haar leven te houden blijft raadselachtig. Van Warmerdam gooit dan echter het roer om en maakt langzaam maar zeker duidelijk dat het kwaad zich misschien al wel altijd in Marinas leven schuil heeft gehouden.
Al in de proloog, waarin Borgman en zijn handlangers worden opgejaagd door drie gewapende mannen onder wie een priester, is het zonneklaar dat de komst van de zwerver weinig goeds aankondigt. Van Warmerdam bedient zich bij het ontvouwen van zijn abstracte plot van onvervalste horrormomenten, maar schiet hierin nooit door. Als er met mensen afgerekend moet worden dan krijgt de wreedheid waarmee dit gepaard gaat vaak een absurdistische lading. Borgman kan daarnaast rekenen op een uitgebreid netwerk, wat doet vermoeden dat de groep zonderlingen waarvan hij deel uitmaakt onderdeel is van nog iets veel groters. Van Warmerdam introduceert af en toe plotelementen die geen nadere invulling krijgen of, zoals in het geval van een stel magere windhonden, enkel een zeer krachtige sfeer oproepen maar geen bevredigende plek in het geheel krijgen.
Een vaag toneelstuk in de slotakte raakt zelfs kant noch wal. Ondanks deze losse eindjes is Borgman een met minutieuze precisie gemaakte studie van het kwaad in zijn vele gedaanten. De humor is vilein en op momenten, vooral wanneer de tuin van de familie onder handen wordt genomen, heerlijk absurd. De impulsieve manier waarop Van Warmerdam zijn scenarios schrijft en zijn scènes in een speciaal gebouwd betonnen huis schiet, pakken beklemmend en onvoorspelbaar uit. Het onderstreept bovendien de unieke plek die Alex van Warmerdam niet alleen in de Nederlandse, maar in de gehele Europese cinema inneemt.