Het werk van de Oostenrijkse cineast Ulrich Seidl is op zijn zachtst uitgedrukt vervreemdend en ongemakkelijk. De regisseur maakte indruk met de rauwe realistische toon van Hundstage uit 2001. Naast het immigrantendrama Import/Export wist Seidl de aandacht te vangen van de internationale filmpers met het magistrale Paradies-drieluik. De drie delen behandelden respectievelijk de zoektocht naar seks en liefde in Afrika, de waanzin van godsdienst en het relaas van een onzeker meisje dat valt voor een oudere man op een dieetkamp. Eigenlijk valt het werk van de filmmaker uitstekend samen te vatten door het opsommen van de subtitels van deze trilogie: liefde, geloof en hoop. Seidl werkt vaak met statische shots, een deprimerende kille setting en amateuracteurs. Dit komt deels voort uit zijn verleden als documentairemaker.
Deze discipline had Seidl al een tijd niet meer ter hand genomen. Zijn laatste eigen avondvullende documentaire dateert alweer uit 2003. Voor het mozaïekportret Im Keller neemt Seidl een kijkje in de kelder van de gemiddelde Oostenrijker, als deze überhaupt bestaat. De voor de hand liggende harde grappen over Oostenrijkse kelders mag je er zelf bij bedenken. Het blijkt dat er een hele verborgen wereld schuilgaat in de onderste regionen van Oostenrijks suburbia. Van onsmakelijke sadomasochistische praktijken tot een vrouw die haar in dozen verstopte babypoppen behandelt als haar eigen kroost. Van een jager die een carrière is misgelopen als operazanger tot een tubaspeler met een obsessie voor nazikunst (wat in het thuisland overigens nog voor wat ophef zorgde). En van doodnormale huisvrouwen die een wasje draaien tot een uitgeblust stel dat verzucht dat hun feestkelder als jaren lang niet meer als zodanig in gebruik is. De veelzijdigheid is net zo enorm als de troosteloosheid die er vanuit gaat. Het wordt namelijk allemaal in beeld gebracht met de kenmerkende uitzichtloze Seidl-beeldtaal, die je subiet naar de sterke drank wil doen grijpen.
Maar is het niet de vorm die prevaleert boven de inhoud? De verschillende miniportretjes zijn amusant, afschrikwekkend en banaal, maar is dit wel de emotie die Seidl probeert te genereren? Veel prominenter is de vraag in welke mate de regisseur de boel naar zijn hand heeft proberen te zetten. Het begint al met het uitgangspunt dat hij samen met eega Veronika Franz (van de geslaagde arthousehorror Ich Seh, Ich Seh uittekende. Het antwoord op de vraag of er niet schaamteloos wordt gemanipuleerd wordt soms prijsgegeven, als een geportretteerde wel heel doorzichtig zijn verhaaltje opdreunt. Maar de spanning schuilt met name in de twijfelgevallen. Hierbij helpen Seidls ervaringen met amateurs niet. Bij fictie is het zonneklaar dat je bedonderd wordt, hoe realistisch de Oostenrijker het ook weet neer te zetten. Maar bij Im Keller kun je je niet aan de indruk onttrekken dat je belazerd wordt waar je bij staat. Het geeft deze documentaire - om maar bij de spreektaal ervan te blijven - een unheimisch gevoel, maar het valt te bezien of Seidl hiermee wel voldoende effect sorteert.
Deze kwestie hangt voortdurend boven de materie, waardoor kleine details die zich op de achtergrond afspelen je grotendeels ontgaan. Praktijken die zich in de privésfeer van een kelder afspelen zijn dan opeens niet zo heel spannend meer. Waar Seidl in zijn vorige documentaires en fictiewerk de kijker voortdurend tart, uitdaagt en zich de emoties van de personages laat aantrekken, is het hier de ergernis der gekunsteldheid die de boventoon voert en alles overschreeuwt. Met een gebrek aan liefde, geloof en hoop is Im Keller een vorm van voyeurisme die te veel het hoofd en te weinig het hart aan het werk zet. Waar is die fles sterke drank?