Het werk van Steven Spielberg, één van de grootste moderne Amerikaanse filmmakers, is grofweg onder te verdelen in avonturenfilms en dramas met een historische lading met een bijzondere, dieppersoonlijke belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog. De laatste Spielbergs waren gortdroge en op momenten zelfs tergend langzame epische historische dramas. Het eerste uur van War Horse was nauwelijks door te komen en Lincoln was ongetwijfeld historisch accuraat, maar zo gedegen dat hij, de inspanningen van hoofdrolspelers Daniel Day Lewis en Sally Field ten spijt, nou niet bepaald van het scherm spatte. Voor zijn eerste speelfilm in drie jaar tijd grijpt de filmmaker terug naar zijn belangstelling voor het sluimerende conflict en die ene man die het verschil probeert te maken in het gevecht tegen de instituties.
Spielberg blijkt wederom een meester in het treffen van een tijdsbeeld. Dit keer de vroege jaren zestig, waarin de Koude Oorlog in vol dubieus ornaat het dagelijks leven beïnvloedde. De vijand was concreet maar onzichtbaar en kon zich overal ophouden. De parallel met de huidige strijd tegen het terrorisme laat zich eenvoudig trekken. Ook kenmerkend voor Spielberg is het inzoomen op één enkele persoon die zich te midden van een historische werkelijkheid een weg probeert te banen. In dit geval is het verzekeringsadvocaat Donovan, die werkelijk bestaan heeft. In het kielzog van senator McCarthy was het wantrouwen jegens de Russen tot een kookpunt gekomen. Elke betrokkenheid met spionage, al was deze zijdelings, werd gewantrouwd. De beslissing van Donovan om een Britse spion te verdedigen die zich in dienst van de Sovjets in de New Yorkse wijk Brooklyn ophoudt, wordt met argusogen bekeken. In de metro zijn de ogen van Donovans medepassagiers op hem gericht, want hij staat met zijn kop in de krant. Wie zich inliet met de communisten, zelfs vanuit het ideologische perspectief dat iedereen een eerlijk proces verdient, is niet te vertrouwen. Het heeft zelfs zijn neerslag op Donovans gezinsleven, al beperkt Spielberg het tot echtelijke ruzies aan de eettafel en een laffe, amateuristische aanslag op Donovans huis.
Alle inspanningen tot het creëren van spanning van Spielberg ten spijt, de vraag of spion Rudolf Abel schuldig is of niet is niet zijn voornaamste focus. Het haalt onbedoeld de urgentie uit deze historische thriller. In de opening zien we de dagelijkse routine van Abel die probeert onder de radar te blijven door zich voor te doen als eenvoudige kunstschilder. Onder een bankje plakt hij een geheime code verborgen in een versneden dollarmunt. Als de FBI invalt laat de spion zich gedwee in de boeien slaan. Kennelijk heeft Donovan een dusdanige reputatie dat hij de enige juiste man is voor de klus om Abel te verdedigen. Op zijn vragen aan zijn cliënt of hij zich geen zorgen maakt over een mogelijke veroordeling die zelfs kan uitmonden in de elektrische stoel, antwoordt Abel koel met de retorische vraag of je zorgen maken zin heeft. Hier tegenover staat een subplot van een Amerikaanse luchtmachtpiloot die neerstort boven Russisch gebied tijdens een spionagemissie en een enkel reisje naar de Goelag boven het hoofd hangt. En tot overmaakt van ramp wordt er ook nog eens een economiestudent in Berlijn achter de tralies gezet wanneer deze tegenover de militaire bezetting het woord communisme laat vallen. Het is brandstof voor de tweede akte van Bridge of Spies waarin Donovan naar Oost-Berlijn reist om een uitruil van spionnen te bewerkstelligen.
Spielberg ging aan de slag met een scenario van Matt Charman en de broertjes Joel en Ethan Coen. Vooral de laatste twee zijn amper te herkennen in hun kille, zakelijke scenario dat wordt gecompleteerd door de minutieuze regie die doet denken aan het recente werk van David Fincher. Vooral de eerste helft is hierdoor gortdroog en klinisch, maar technisch zeer vakkundig opgetrokken. Het klopt allemaal, maar het kent geen bezieling. Hoe zeer Spielberg ook zijn best doet om een vorm van wederzijds respect en bewondering tussen Abel en Donovan te genereren, het is en blijft een louter zakelijke verstandhouding die maar weinig aan sympathie wil winnen. De hoop is gevestigd op het deel in Berlijn, waarin er ruimte lijkt voor een nieuwe dynamiek van onderhandelen en complexe diplomatie met de Russen. Spielberg volhardt echter in zijn sobere toon, al begint de geestdrift van Donovan wel te groeien zodra hij wat meer buiten de lijntjes begint te kleuren om zaken gedaan te krijgen. Tom Hanks heeft zich zo stevig vastgebeten in zijn hoofdrol dat hij zich lange tijd geen enkele vrijheid permitteert en juist wanneer zijn personage wat meer lef gaat vertonen een schittering in zijn ogen begint te krijgen. De blufpoker die in Berlijn gespeeld wordt gaat op den duur wel wat vervelen. Gelukkig maakt de weergaloze, introverte vertolking van tegenspeler Mark Rylance een boel goed.
Het wordt tijd dat Steven Spielberg weer eens een lekker ongedwongen avonturenfilm opneemt. Dat hij nog steeds een filmmaker is die ertoe doet, bewijst hij wederom met zijn klassieke ambachtelijk regie in Bridge of Spies. Maar neemt Spielberg zijn werk niet te serieus? Heeft hij er nog wel lol in of voelt hij steeds meer een moreel maatschappelijke druk om ons te onderwijzen over de essentiële of prominente hoofdstukken van de wereldgeschiedenis? Hij neemt zijn queeste zo ernstig op dat de emotie erbij in is geschoten. Het is bijna snakken naar een nieuwe Indiana Jones, zelfs als het van het allooi van het vierde deel is.