Zelfs iemand die nooit iets heeft gelezen over Helen Keller of een van de drie films over haar leven heeft gezien, zal haar naam ooit ergens hebben opgevangen. Niet vreemd, want het leven van deze Amerikaanse vrouw bevat de nodige opmerkelijke ontwikkelingen: ondanks dat ze zowel doof als blind was, wist ze vijf talen te leren, een universitaire studie cum laude te volbrengen en tientallen boeken te schrijven. Keller werd daardoor een voorbeeld voor doof-blinden wereldwijd, maar het had goed gekund dat een Franse tijdgenote haar voor zou zijn geweest. De vijf jaar jongere Marie Heurtin kwam qua prestaties weliswaar niet zo ver als Keller, maar had dan ook een grotere achterstand te overwinnen . Want waar Keller door ziekte op een leeftijd van anderhalf jaar doof en blind werd, was Heurtin zo geboren.
De Franse film over haar leven laat duidelijk zien wat opgroeien in duisternis en stilte doet met een mens: Marie is aanvankelijk nauwelijks meer dan een wild dier. Ze loopt op blote voeten, heeft nauwelijks kleding aan en vrijwel elke aanraking leidt tot een agressieve reactie. Uiteraard helpt het niet haar dat haar ouders van zeer eenvoudige komaf zijn en er eind negentiende eeuw nauwelijks methoden bestaan om iemand met een dubbele handicap te helpen. Ten einde raad brengt haar vader het tienjarige meisje naar het Larnay-instituut, een klooster in de buurt van Poitiers, waar ze aanvankelijk wordt afgewezen (het helpen van dove meisjes vinden ze al moeilijk genoeg) maar na enige overreding aan de idealistische non Marguerite wordt toevertrouwd.
Een film over het leven van iemand die doof en blind is, zorgt voor een interessante paradox aangezien het medium juist leunt op de twee zintuiglijke waarnemingen waarover deze persoon niet beschikt: zicht en gehoor. Regisseur en scenarist Jean-Pierre Améris lijkt zich daar terdege van bewust en creëert daarom volop scènes waarin hij Maries ervaring van geur en tast zichtbaar poogt te maken. Dat biedt de perfecte gelegenheid om voluit te gaan met kitscherig effectbejag, maar Améris houdt het allemaal vrij ingetogen. Zo nu en dan zet hij de momenten kracht bij met muziek, maar deze domineert nooit de scène. Liever nog laat hij Maries leefwereld zien door wat minder elementen in de strijd te gooien.
Marie Heurtin vertelt niet louter het verhaal van de titelfiguur, maar ook dat van de non die het meisje uit haar isolement probeert te krijgen. Dat vergt een enorme hoeveelheid geduld, want hoewel Marguerite haar na enige tijd zo ver krijgt dat ze zich correct kleedt en haar wilde haardos laat kammen, blijkt dat voor communicatie tussen de twee nog heel wat meer werk nodig is. Wanneer er eindelijk een echte stap voorwaarts kan worden gezet, resulteert dat dan ook in een zeer bevredigende scène. De aandacht voor Marguerite zorgt er wel voor dat haar tragische lot (waar nooit doekjes om worden gewonden) de tweede helft van de film wat overschaduwt, waardoor het eindresultaat lichtelijk uit balans raakt. Gelukkig resulteert het ook in een scène waarin de non en het meisje min of meer van rol wisselen. Vertederend zonder overdreven sentimenteel te worden en daarmee exemplarisch voor de film.