In Lazzaro Felice (vrij vertaald 'gelukkig als Lazzaro') gaat het over de kunst van het omhoogkijken. Nooit laat de boerenjongen Lazzaro het hoofd hangen. Zijn ogen staan altijd wijd open van levenslust, nooit halfdicht door vermoeidheid of armoede. Zelfs het meest uitputtende bestaan op het platteland verleidt Lazzaro niet tot somberheid. 'Wat schiet je er eigenlijk ook mee op?', lijkt Lazzaro Felice zich meerdere malen af te vragen. Die onschuldige vraag, gesteld in barre tijden, blijkt in de vindingrijke film nergens goedkoop en altijd relevant te zijn.
Lazzaro Felice gaat meer over hoop dan over wanhoop. En dat terwijl de omstandigheden in het boerendorp Inviolata ronduit slecht zijn. Een aantal families werkt daar in weer en wind om hun strenge markiezin tevreden te stellen met de tabaksoogst. Het rendement valt echter tegen en de dreiging van een wolf zorgt ook nog eens voor gevaar. Lazzaro lijkt daar echter niet veel om te geven. Of het nu goed of slecht gaat met de opbrengst, goed gestemd is hij toch wel.
'Lazzaro, kun jij grootmoeder even naar binnendragen?' of 'Lazzaro, vang jij die kip even?', een van de vele verzoeken die de ongekend loyale boerenknaap zonder spatje protest uitvoert. Met zijn glazige uitdrukking beweegt Lazzaro zich even mechanisch als levendig door de film als een soort pop (en dat te bedenken dat het acteerdebuut van Adriano Tardiolo te danken is aan het feit dat hij als voorbijganger toevalligerwijs opviel op een middelbare school, waar een casting voor de film plaatsvond). Met die pure goedheid kroont Lazzaro zich tot de spil van de film. Een goedheid die ook wordt opgemerkt door de verwende zoon van de markiezin, Tancredi genaamd. Hij wil met behulp van Lazzaro zijn eigen ontvoering in scène zetten en eist een miljoen lire van zijn bloedeigen moeder - als liefdadigheid voor het dorp.
Lazzaro Felice is een moralistisch sprookje anno nu, al doet de uiterlijke charme soms anders vermoeden. Het arme boerenbestaan is prachtig verbeeld met zijn bijbehorende goudgele landschappen en onophoudelijke krekelgetjirp. Met smerige witte werkhemden en vettig haar dat door de brandende zon aan het voorhoofd is vastgeplakt doet het arbeidersbestaan geregeld denken aan het naoorlogse neorealisme dat met name in de Italiaanse film zijn weerklank vond. Ook moralistisch en symbolisch vertoont Lazzaro Felice trekjes van deze stroming, maar de film is bij lange na niet zo bitter als de neorealisten. Lazzaro Felice is zoeter, en ergens ook een stukje tammer.
De goedgelovigheid van Lazzaro werkt aanstekelijk. Die ontvankelijkheid heb je nodig wanneer de film zich waagt aan zijn meest gedurfde en spannendste sprong. Een geslaagde zet waardoor tijden veranderen, maar mensen hetzelfde blijven. Een nieuwe vreemde blijkt gewoon een oude bekende te zijn. Regisseur Alice Rohrwacher neemt je bij de hand om die duik te maken. In die geregeld gevonden diepte is Lazzaro Felice het best en het gekst; daar word je losgelaten en steeds verrast. Rohrwachers Italiaans gekruide film vol temperament, sympathie en experiment kijkt ondanks barre tijden gelukkig altijd omhoog. Niet omdat omlaag kijken geen optie is, maar omdat het geen enkele zin lijkt te hebben.