Er wordt een feestje gevierd in het ziekenhuis. Een tiental hoogbejaarden zit bewegingsloos op stoeltjes, hun gezicht geschminkt en een muts op hun hoofd. Dit is hoe het voorportaal van de dood eruitziet op de geriatrische afdeling van Import/Export. Is het echter schrijnend of grappig? Dat is een vraag die de Oostenrijkse regisseur Ulrich Seidl kennelijk graag stelt, want hij deed dit al eerder in zijn minstens zo shockerende debuut Hundstage uit 2001. Via indringende scènes die het leven in de uithoeken van Europa belichten, beroert Seidls nieuwste film dezelfde themas. Dat gaat bepaald niet lichtvoetig: hij provoceert met een ongekende extremiteit in enscenering en scenario. Er kan geen moment genoten worden van deze film, maar dat is ook niet de bedoeling. De film geeft een door en door cynische kijk op de mens. De naargeestige humor die al het leed vergezelt, maakt nog de meeste indruk.
De Oekraïense verpleegster Olga hoopt in Oostenrijk werk te vinden. Ze strandt net over de grens en komt niet verder dan het lokale ziekenhuis. Hier verzorgt ze de stervende patiënten en wordt ze onderdeel van de afdeling. Het contact met haar familie, onder wie haar pasgeboren kind, verwatert sterk. Tegelijkertijd besluit delinquent Pauli, die in Oostenrijk woont, met zijn vader naar Oekraïne te gaan om spelmachines aan de man te brengen. Hun omzwervingen brengen hen in een achterstandswijk waar een commune Romas in kleine, smerige appartementen woont. Ook hun tocht eindigt voortijdig en het nut van de reis raakt steeds verder uit zicht.
Een ontmoeting tussen Olga (import) en Pauli (export) vindt nooit plaats. Het zijn twee dolende zielen zonder eindbestemming, in een verhaal waarin eveneens geen route te vinden is. De film is integraal opgegaan in het filmproces: Seidl trok ruim een jaar uit voor het opnemen van Import/Export en ging op goed geluk en zónder script Oekraïne in. Hij zocht naar de naarste plekken, en die heeft hij gevonden. De film wordt hierdoor te waar om mooi te zijn, ondanks de verbazingwekkende beelden van de gevierde cameraman Ed Lachman. Hij maakt veel gebruik van ruimtecontrasten: claustrofobische interieurscènes worden afgewisseld met de uitgestrekte, witte landschappen. Alles is grauw en grimmig; een naargeestige spookwereld zonder opsmuk.
Seidl overschrijdt vaak de grens tussen feit en fictie, iets wat aanvankelijk verontrust. De ziekenhuisscènes zijn grotendeels in long takes opgenomen en lijken geïmproviseerd: verwaarloosde patiënten kwijnen weg en alles wat Seidl doet is een camera erop richten. Dit zaait verwarring, want de kijker wordt op die manier in de ongemakkelijke rol van pottenkijker geplaatst. Een ethische grens is overschreden, omdat er niet langer sprake is van slechts een geënsceneerd drama. Het werkt frustrerend en je denkt: dit zou eigenlijk niet moeten kunnen!
Mijn kritiek in een eerdere bespreking van deze film (in het kader van het Internationaal Filmfestival Rotterdam) luidde dat die shockerende insteek al vaker was gebruikt en dat Seidl eigenlijk alleen open deuren intrapte. Ik moet mijn kritiek herzien. Seidl heeft de film laten ontstaan terwíjl hij filmde, en dankzij deze cinema-véritéaanpak (die zijn verleden als documentairemaker verraadt) krijgt de film precies de lading die hij vereist. Het gevoel van ongemak maakt gaandeweg plaats voor waardering. Seidls tactiek om morele grenzen te overschrijden werkt namelijk erg goed: zijn prikkelende mix tussen het echte leed en het eigen leedvermaak, maakt van Import/Export meer dan slechts een film. Werkelijkheid overlapt de verbeelding en blijkt zelfs erger dan wat de ergste fictie kan doen geloven. De misschien noodzakelijke toevoeging van humor relativeert, maar verontrust ook een beetje: lachen wordt het antwoord op onnoembare narigheid.
De gehele film ademt een ijzige sfeer die gepaard gaat met bittere humor, maar expliciete steken zijn nergens te bespeuren. Maar naar wie of wat zou Seidl dat moeten doen? Vanuit een positieve lezing doet Import/Export een appel op iedereen, simpelweg door te wijzen op de gruwelen die zowel net binnen als net buiten de Europese Unie plaatsvinden. De regisseur maakt pulp van het te gemakzuchtige idee dat de EU welvaart voor iedereen betekent. Hij hoefde hiervoor alleen maar met zijn crew oostwaarts te gaan. Import/Export is een paradoxale film: subtiliteit die je met een mokerslag raakt. En de bult wordt met de tijd groter.