Net als vandaag de dag ging het rond 1958 niet zo goed met de filmindustrie. In Frankrijk probeerde de regering destijds iets aan dit probleem te doen door subsidies te verstrekken aan jonge regisseurs die zo hun eerste korte film konden maken. Tussen 1958 en 1961 maakten vele tientallen getalenteerde Franse filmmakers hun eerste film, die nagenoeg allemaal kunnen worden geschaard onder de noemer Nouvelle Vague. Deze nieuwe generatie filmmakers roemde de zogenoemde auteurscinema. Hiermee worden films aangeduid waarin de maker zijn eigen, persoonlijke visie op de wereld tentoonspreidt in zowel thematiek als filmstijl. Ook Zazie dans le Métro van Louis Malle wordt gerekend tot deze nog altijd modieuze filmstroming.
De destijds opkomende regisseurs Jean-Luc Godard, Claude Chabrol en François Truffaut schreven als filmcritici voor het tijdschrift Cahiers du Cinéma en gebruikten hun kennis van de filmgeschiedenis voor hun eigen films. Al hadden de vrienden van de nieuwe filmstroming geen vaststaande regels, zoals de eed van zuiverheid bij het Deense Dogme95, toch zijn er wel een aantal vaste waarden te ontdekken. Onder andere de vaak gebruikte setting van het urbane Parijs met zijn vele cafés en jazzclubs, het wantrouwen van autoriteit, het gebruik van een femme fatale als centrale figuur en de meer stilistische kenmerken van het bewust ondermijnen van de filmische illusie. Door middel van weloverwogen continuïteitsfouten, schokkerige cameravoering, personages die tegen de camera praten en geluid dat overduidelijk niet uit de gefilmde scène voortkwam, braken ze met de illusie van waarheid, die sterk geassocieerd werd met Hollywood. Vooral Jean-Luc Godard zette als de meest provocatieve regisseur van de Nouvelle Vague deze middelen compromisloos in om de cinema opnieuw te definiëren.
In de loop van de jaren zestig behoorden regisseurs als Chabrol, Truffaut en Rivette
langzaamaan tot de meer mainstream cinema, al draagt hun verdere werk zowel thematisch als stilistisch nog altijd het stempel van hun vroege Nouvelle Vague-periode. Louis Malle heeft nooit tot de harde kern van deze bevriende club filmmakers behoort. Hij schreef niet voor Cahiers du Cinéma en hield zich na zijn debuut als co-regisseur van onderwaterpionier Jacques-Yves Cousteaus film Le Monde du Silence met zoveel verschillende genres en filmstijlen bezig dat hij tot aan zijn laatste film Vanya on 42nd Street uit 1994 nooit in een bepaalde hoek te positioneren is geweest.
In 1960 verfilmde Malle de onverfilmbaar geachte bestseller Zazie dans le Métro van Raymond Queneau. Het boek is een laboratorium van literaire vernieuwingsdrift, waarin Queneau allerlei nieuwe woorden introduceerde en een ongekende lichtvoetigheid van stijl nastreefde. Malle pakte dit op om er een film van te maken waarin hij alle mogelijke filmische middelen inzette om eenzelfde effect op het witte doek te kunnen presenteren. Het resultaat was een flop van jewelste. Het Franse publiek was wel wat gewend in dat eerste jaar van het nieuwe decennium, maar een dergelijke pastiche van Marx-brothers, een absurde montage en een ongekend brutaal en verwend nest als centraal karakter schoot bij velen in het verkeerde keelgat. Niet in dat van de filmrecensenten overigens, want die zagen het genie erachter.
Zazie is een meisje van tien jaar dat met haar moeder een weekend naar Parijs gaat. Het meisje wordt toevertrouwd aan haar oom terwijl mama de volle twee dagen met haar geliefde doorbrengt. Zazie wil maar één ding en dat is met de metro rijden. Jammer genoeg staakt het metropersoneel juist dat weekend, waardoor de opstandige, brutale Zazie op andere manieren aan haar vermaak wil komen. Er volgt een onbeschrijfelijke aaneenschakeling van absurde situaties, slapstick en achtervolgingen waarin steeds weer volwassenen de onbetrouwbare, leugenachtige mensen blijken te zijn en juist Zazie de stabiele factor. Aan het einde van het weekend verzucht ze tegenover haar moeder dan ook dat ze in die twee dagen vooral ouder is geworden, waarmee schrijver Raymond Queneau doelt op het besef dat de volwassen wereld bij elkaar wordt gehouden door leugens in alle soorten en maten.
Louis Malle gebruikt met name beeldversnelling en springerige montage voor dit staaltje van totale filmische gekte. Het specifiek vervreemdende effect van de versnelling bij Zazie dans le Métro ontstaat door het filmen van scènes op de snelheid van 8 of 12 beeldjes per seconde (24 of 25 beeldjes per seconde is de standaardsnelheid) waarbij Malle de acteurs in slowmotion liet spelen om dit effect van versnelling iets terug te dringen. De absurde scènes buitelen over elkaar heen en er lijkt geen einde aan de kluchtigheid te komen. Hoogtepunt is de lang uitgesponnen scène op de Eiffeltoren die een dynamisch meesterwerkje genoemd mag worden. Zelfs de regisseur gaf later toe dat het effect na een uur wel zon beetje is uitgewerkt. Na vijf kwartier slapstick vergt bijvoorbeeld het grote zuurkool-met-worst gevecht aan het einde iets teveel van de kijkers. Een unieke kijkervaring is evenwel gegarandeerd in dit onvergetelijke voorbeeld van Nouvelle Vague-cinema.
[doemaarrood]Zazie dans le Métro verschijnt in een retrospectief van Louis Malle, dat van 18 mei tot en met 14 juni in het Filmmuseum te zien zal zijn. Van de eigengereide filmmaker worden elf films vertoond. Op 18 mei verzorgt Rudy Kousbroek voorafgaand aan de vertoning van Zazie dans le Métro een inleiding waarbij hij dieper in zal gaan op de relatie tussen de film en het boek van Queneau.[/doemaarrood]