Jackass Number Two
Recensie

Jackass Number Two (2006)

Het probleem met deze film is echter dat anderhalf uur ranzigheden gewoon iets te veel van het goede is.

in Recensies
Leestijd: 3 min 9 sec
Regie: Jeff Tremaine | Cast: Johnny Knoxville, Bam Margera, Steve-O, Chris Pontius, Preston Lacy e.a. | Speelduur: 95 minuten | Jaar: 2006

Vrijwillig op de hoorns genomen worden door een kudde wilde stieren, als levend aas dienen voor haaien (compleet met vishaak door de wang), snoeihard onderuitgaan met winkelwagentjes/skateboards/fietsen/etc., een bloedzuiger laten knabbelen aan een oogbal, het nuttigen van paardenstront en -sperma: het zijn slechts enkele van de bizarre en ranzige stunts die de mannen van Jackass uithalen in Jackass Number Two. Een paar van dergelijke capriolen zijn nog best leuk om naar te kijken, maar anderhalf uur lang pijnlijke en onsmakelijke homevideo’s achter elkaar is net iets te veel van het goede. En wat is in hemelsnaam de meerwaarde van een avondvullende Jackass-film in vergelijking met de korter durende uitzendingen op MTV, behalve dat je in de film iets meer blote billen en piemels ziet? Of is dit juist precies waar het bij Jackass om draait: het op een kwajongensmanier kanaliseren van homo-erotische verlangens?

De filosoof Edmund Burke (1729-1797) zei ooit: “Voer de meest roerende en sublieme tragedie op die je kent en stel de populairste acteurs op; spaar geen kosten voor het decor en verenig alles wat je aan poëzie, schilderkunst en muziek in huis hebt – als er dan wordt omgeroepen dat er om de hoek een terechtstelling plaats vindt, is je zaal in een oogwenk leeggestroomd”. Het is deze fascinatie voor het menselijke ongeluk en lijden die ten grondslag ligt aan het willen kijken naar de soms hilarische martelingen die de mannen van Jackass zichzelf aandoen. Knoxville & co. onderwerpen zich aan dingen die we zelf niet zo snel zouden durven, maar die we wel willen zien, waar we zelfs stiekem van genieten. Ramptoeristje spelen. Vol walging kijken we toe en lachen. Dat ze met deze lullige filmpjes miljoenen verdienen (wat op zich de al een grote grap is) zegt dan ook niet zozeer iets over Jackass, maar over de mensen die tien euro neertellen voor een bioscoopkaartje.

Goed, het is niet de meest intelligente vorm van humor die Jackass Number Two te bieden heeft, maar sommige stunts zijn best leuk bedacht en de mannen doen in elk geval erg hun best om zichzelf en de andere leden van het team op een zo’n origineel mogelijk wijze zo veel mogelijk pijn te doen of misselijk te maken. Dat hierbij de grenzen van de goede smaak danig op de proef worden gesteld, moge duidelijk zijn. Maar waar deze grens dan weer ligt, is voor iedere kijker anders. Dat maakt Jackass dan ook tot zo’n ongelooflijk subjectief fenomeen. Maar ach, zo lang ze het zichzelf aandoen en er niemand mee lastig vallen, is er eigenlijk niets aan de hand. Het is zelfs wel schattig om te zien hoe een paar spiernaakte dertigers zo veel mogelijk manieren verzinnen om voorwerpen in elkaars lichaamsopeningen te steken. Zijn dit werkelijk kwajongensstreken? Of is het de ontlading van mannen die zich gewoon in een ontkenningsfase bevinden. Want het is toch duidelijk dat ze in feite maar één ding willen: elkaar.

De humor van Jackass ligt je of ligt je niet. Daar kun je in een recensie moeilijk een oordeel over geven. Het probleem met deze film is echter dat anderhalf uur ranzigheden iets te veel van het goede is, iets wat Knoxville tijdens de première in Amsterdam beaamde: “This film ain’t so good, but it’s long”. Jackass Number Two is een compilatie korte filmpjes, zonder spanningsboog en zonder verhaal. Dat breekt de film uiteindelijk op. Is de serie op MTV kort genoeg om alle meligheid te kunnen behappen, een hele film is gewoon too much. Laten we dan ook hopen, samen met een van de Jackass-leden aan het eind van de film, dat de mannen afzien van een derde deel.