Lange, statische shots zijn kenmerkend voor de in Maleisië geboren, maar in Taiwan wonende en werkende regisseur Tsai Ming-Liang, bekend van The Hole en The Wayward Cloud. Ook is hij dol op shots van water, van rook en van zwijgende personages. En met zijn vaste acteur Lee Kang-Sheng maakte Tsai inmiddels al elf speelfilms. In I Dont Want to Sleep Alone speelt Lee zelfs een dubbelrol. De film, waarvoor de regisseur terugkeerde naar Maleisië, maakte vorig jaar deel uit van New Crowned Hope, een initiatief ter ere van de 250e geboortedag van componist Mozart.
Drie mensen met uiteenlopende achtergrond komen elkaar in I Dont Want to Sleep Alone tegen, stoten elkaar af en trekken elkaar aan als in een dans. De eerste is serveerster Chyi in Kuala Lumpur. In haar onderkomen boven het café verzorgt ze de verlamde zoon van haar bazin. Gepraat wordt er niet. Ze wast de man en onder druk van haar bazin bevredigt ze hem seksueel. Buiten is de situatie niet veel rooskleuriger. De straten van de grote stad worden door Tsai Ming-Liang gevangen in documentaireachtige beelden die de Maleisische regering zo onflatteus vond dat ze de gehele film direct verbood.
s Nachts op straat wordt de Chinese dakloze Hsiao-kang opgelicht en in elkaar geslagen. Als een tiental illegale arbeiders uit Bangladesh hem al slepend met een enorm matras aantreft, rollen ze hem erin en nemen hem mee naar hun armoedige kamers. Eén van hen, de werkloze Rawang, neemt de taak op zich om de Chinees op te lappen. Hij verzorgt hem opvallend liefdevol tot Hsiao-kang weer op krachten is. Eenmaal het mannetje komt hij serveerster Chyi tegen en wordt verliefd. Rawang wordt jaloers en zo dansen ze om elkaar heen tot er op een avond giftige dampen over Kuala Lumpur drijven en alles samenkomt.
De plek waar de levens van de drie vreemdelingen elkaar kruisen is een zeer symbolische. Tsai Ming-Liang trof tijdens de voorbereidingen in de hoofdstad een verlaten gebouw aan, waarin een enorme donkere plas regenwater stond. Het gebouw, waar de regisseur niets aan veranderde, is een herinnering aan de grote economische recessie, waardoor duizenden arbeiders hun werk verloren. Ook de grote aantallen illegale werknemers die zich begin jaren negentig in Kuala Lumpur vestigden, leven sindsdien in armoede. Het was oorspronkelijk dan ook het idee om een film te maken rondom een dergelijke groep illegalen die geen vrijheid om te leven hebben.
In I Dont Want to Sleep Alone draait alles om vrijheid van leven, vrijheid van dromen, vrijheid van bewegen en vrijheid van seks. Tsai Ming-Liang legt in deze negende speelfilm bijzonder weinig uit. Veel aspecten kunnen naar eigen inzicht geïnterpreteerd worden. Zo is er bijvoorbeeld veel voor te zeggen dat de Chinese Hsiao-kang slechts een droom is van de verlamde man. Niet alleen omdat beide personages door dezelfde acteur worden gespeeld, maar ook omdat de twee mannen in de voorlaatste scène vlak boven elkaar liggen. Ook het einde is ambigu en bloedmooi zoals de hele film, waarin met bijzonder lange shots en met minimale dialoog een portret wordt geschilderd van de belemmeringen die de grote stad oplegt, waarin verschillende bewoners verstrikt raken.