In The Rite werpt regisseur Mikael Håfström een licht op een zaak die het Vaticaan liever verborgen had willen houden voor de buitenwereld. En om de grappenmakers onder ons maar gelijk het wapen uit handen te nemen: dit gaat niet over de recente openbaringen binnen de kerkelijke instanties, maar om de toepassing van een ritueel exorcisme. Jawel, de duivel is ook in deze tijd nog volop actief en heeft niet aan kracht ingeboet. Zelfs als je niet in hem gelooft, betekent dat niet per definitie dat je veilig voor hem bent. Wel een beetje jammer dat we het zonder kotsende, gorgelende en vloekende bezetenen moeten stellen.
Een film met een duiveluitdrijvingsthema als uitgangspunt is onherroepelijk schatplichtig aan de moeder aller exorcistenfilms: The Exorcist van William Friedkin. Een schokgolf van angst en verontwaardiging zal The Rite zeker niet kunnen bewerkstelligen, daarvoor zijn de uitdrijvingen veel te braaf. Het is alsof je naar een milde variant van Friedkins klassieker aan het kijken bent. Bovendien is het je-moet-erin-geloven-om-het-te-kunnen-verslaan-moraaltje zo plat als een hostie. De makers weten hun eigen gebrek aan verdieping pijnlijk duidelijk te maken door te pas en te onpas in te zoomen op crucifixen en rozenkransen. Vreemd eigenlijk, want waar de film aan de ene kant duidelijk op sensatie leunt (getuige ook de soundtrack die volstaat met bombastische kerkmuziek), wil hij aan de andere kant een grote mate van gereserveerdheid bewaren. Het gevolg is dat de film ergens tussen wal en schip belandt: horrorliefhebbers komen bedrogen uit bij deze milde exorcist, en voor mensen die geïnteresseerd zijn in religieuze overpeinzingen schiet de film ernstig tekort.
Wat overblijft is het zouteloze verhaaltje: een jonge theologiestudent die met tegenzin een exorcisme-opleiding binnen het Vaticaan volgt. Deze Michael Kovak is sceptisch ten aanzien van zijn eigen geloof. De onorthodoxe priester Lucas laat hem echter kennismaken met de duistere kant van zijn geloof, dat alles te maken heeft met het uitdrijvingsritueel. Aanvankelijk trekt Kovak het nut van dit ritueel in twijfel, maar dat wordt al snel lastig wanneer een zwangere vrouw bebloede spijkers begint uit te braken. Is deze vrouw geestelijk ziek of huist de duivel in haar?
Hoewel de makers met hun film nergens echt weten te pieken, is het aangenaam dat de regie redelijk consequent is gehouden. Daar schortte het bij Håfströms vorige film nog al eens aan: Shanghai was een behoorlijk staaltje onvaste regiekunst dat bij vlagen flink uit de toon viel. Dat is hier niet het geval. Er zijn zelfs opvallende pluspunten. Zo verdient de vaak ondergewaardeerde make-upafdeling een complimentje voor de griezelig met aders doorlopen gezichten die zij wisten te creëren. Maar bovenal teert het magere gegeven op de prima acteerprestaties van Colin ODonoghue (die hiervoor voornamelijk in televisieseries verscheen) en een oudgediende als Anthony Hopkins, die van zichzelf al gezegend is met een demonische grimas. Wordt het toch nog een beetje eng.