Filmgeschiedenis in een notendop - Deel I

Van Aristoteles tot Muybridge: de fotocamera

De komende tijd zul je voornamelijk features over één onderwerp vinden. Ze zullen een langlopend verhaal vormen over de filmgeschiedenis. Of dat verhaal achtereenvolgend geplaatst zal worden weet ik nog niet; wellicht komt er voor de afwisseling soms een andere feature, die losstaat van dit verhaal. Een overzicht van de gebruikte bronnen krijgen jullie in het allerlaatste deel.

De eerste paar delen zullen een inleiding zijn. Ik zal proberen in die inleiding een beeld te schetsen van de verschillende factoren die geleid hebben tot de filmindustrie. Daarbij kun je denken aan fotografie, de camera, bioscopen en verschillende typen film. Daarna gaan we het pas écht over films hebben.

Laat ik maar meteen van start gaan met een groot vraagstuk dat mij teisterde toen ik nadacht over hoe ik überhaupt moest beginnen met deze feature. Wanneer!? Je kunt beginnen waar je wil, namelijk met een simpele opmerking die je erop attent maakt dat we de ontwikkeling van de camera voor waar nemen, en dan maar meteen over films gaan praten, maar je kunt ook bij het begin beginnen. Maar welk begin moet je dan nemen? Je kunt eind achttiende, maar ook begin negentiende eeuw beginnen, maar je zou zelfs nog véél eerder van start kunnen gaan. Na een lange tijd wikken en wegen heb ik besloten om maar zover mogelijk terug te gaan als kan. Dus echt bij het begin.

Maar wanneer is dat begin? Dat begin is in de vijfde eeuw vóór Christus. Het is de eeuw waarin een van de grootste filosofen ooit leefde, namelijk Socrates (470-399 v. Chr.), de eeuw waarin zijn leerling Plato (428-347 v. Chr.) het levenslicht zag en het Perzische Rijk op het toppunt van zijn macht staat. Maar daarnaast is het de eeuw waarin een Chinese wijsgeer, die de naam Mo-Ti droeg, een ontdekking deed die tekenend is voor de ontwikkeling van de camera. Mo-Ti leefde van 470 tot 390 voor Christus en ontwikkelde de zogenaamde pinhole camera. Nou ja, camera... van een échte camera valt niet te spreken. Stel het je als volgt voor: een grote, donkere ruimte met aan de ene kant een klein gaatje in de muur. Door dat kleine gat valt licht, dat geprojecteerd wordt op de muur, of een ander oppervlak. De Griekse wijsgeer Aristoteles (384 - 322 v.Chr.) begreep het principe kennelijk, want hij bekeek naar eigen zeggen een zonsverduistering door gebruik te maken van dat principe. Hij gebruikte de gaten in een zeef en gaten in de bladeren van een plataan om het hieronder te bekijken effect te bewerkstelligen.



De ontdekking van Mo-Ti leidde tot de camera obscura, die het begin van de ontwikkeling van de fotocamera kenmerkte. Een Arabische wetenschapper, genaamd Abu Ali Al-Hasan (965-1039), bouwde de eerste camera obscura. Hij deed experimenten in een donkere ruimte. Via één klein gaatje in de wand projecteerde hij beelden op een muur. Later werd de camera obscura pas écht een soort camera, toen men er een lens in ging zetten. Daarmee bereikte men ook een scherper beeld dan dat wat door de pinhole camera viel. Het begon dus met een grote ruimte, maar later werd de camera obscura ook in een handzaam formaat gemaakt. In een kleine doos werd dan een gat gemaakt, en in dat gat werd een lens geplaatst. In het begin gebruikte men deze vooral voor het bekijken van zonsverduisteringen. De grote versie van de camera obscura werd ook gebruikt door kunstenaars. De persoon (of een object) dat de kunstenaar wilde schilderen, zat dan buiten de donkere kamer, en de kunstenaar zelf zat dan binnen. Met behulp van een systeem van spiegels werd de persoon dan op een vel papier geprojecteerd, zodat de kunstenaar hem kon overtrekken. Onder andere Johannes Vermeer, die onder andere bekend is van het schilderij "Het Meisje met de Parel", zou gebruik hebben gemaakt van de camera obscura.

De ontwikkeling van de camera obscura leidde ook tot wat we als een soort bioscoopervaringen kunnen zien. In de achttiende eeuw werden er namelijk grote camera obscura's gebouwd, waar tot wel vijftien mensen in konden zitten. Beelden van buitenaf werden dan geprojecteerd op een scherm, wat dus een soort bioscoopervaring opleverde. En daarmee heb ik denk ik genoeg verteld over de camera obscura. We zetten een stapje vooruit in de tijd en gaan van de elfde naar de zeventiende eeuw.

In de zeventiende eeuw leefde namelijk een Nederlandse wetenschapper genaamd Christiaan Huygens (1629-1695). Hij ontwikkelde een projectiemiddel, dat in zijn tijd de toverlantaarn werd genoemd. Het verhaal gaat dat Leonardo DaVinci anderhalve eeuw eerder al experimenteerde met dat concept, maar voor het gemak vertellen we het verhaal vanuit Huygens. Zijn lantaarn bestond uit een lichtbron, een lantaarnplaat en een projectielens. Tussen de lichtbron en de projectielens kon je een doorzichtige afbeelding schuiven, die dan via de lens geprojecteerd werd op een scherm. Dit was een van de eerste vormen van projectie, en zoals je waarschijnlijk wel begrijpt leidt dit later tot de bioscoopprojector, die via hetzelfde principe werkt.

Hierop gaan we weer een stap verder, namelijk naar het begin van de negentiende eeuw. De menselijke populatie bestaat uit meer dan één miljard mensen, het is de tijd van Verlichting en de Franse revolutie, en ook - wat bescheidener dan de eerder genoemde feiten - de eeuw waarin de camera werd ontwikkeld. Vanaf dit moment gaan de ontwikkelingen stukken sneller.

In 1816 deed een Fransman genaamd Nicephore Niepce (1765-1833) een briljante ontdekking. Hij nam een camera obscura en plaatste op de achterwand een velletje dat bewerkt was met de stof Syrisch asfalt. Het licht dat via de lens naar binnenviel werd min of meer vastgelegd op dat velletje, en daarmee werd in mei 1816 de eerste foto gemaakt. Die foto overleefde het helaas niet, omdat hij niet bestand was tegen verdere verlichting. De eerste foto die bewaard is van Niepce is gemaakt in 1826. Het is een foto die gemaakt is vanuit het bureau van Niepce, wat moest vanwege de toen nog lange belichtingstijd (tot wel 8 uur). Die belichtingstijd werd vrij snel omlaag gebracht met de ontwikkeling van andere stoffen, maar in het begin duurde het maken van een foto dus erg lang, waardoor je eigenlijk alleen foto's kon maken van stilstaande objecten. De foto in kwestie kun je hieronder aanschouwen.



Daarmee zijn we al aanbelandt bij het laatste stuk, dat zich tussen de jaren 1872 en 1877 afspeelt. In de tussentijd hadden zich al enorm veel ontwikkelingen voorgedaan. Een belangrijk moment in de tussentijd is wellicht de Krimoorlog (1853-1856). In die oorlog vochten Frankrijk, Engeland, het toenmalige Ottomaanse Rijk (tegenwoordig Turkije) en Sardinië tegen Rusland en Bulgarije. Om mijn punt kort te maken: in die oorlog waren er de eerste oorlogsfotografen. Een van hen springt wellicht het meeste uit het oog, namelijk de Brit Roger Fenton (1819-1869). Hij betrok - ondanks het feit dat de foto's voornamelijk groepsportretten waren - met zijn foto's het publiek bij de oorlog. En nu terug naar het jaar 1872. Een Engelse fotograaf genaamd Eadweard Muybridge (1830-1904) werd door Leland Stanford - ja, die man van de Stanford University in Amerika - ingehuurd om te bewijzen dat een paard in volle galop op bepaalde momenten met alle benen van de grond komt. De eerste pogingen om dat te bewijzen waren onsuccesvol, met name omdat de sluitertijd van Muybridge's camera niet kort genoeg was. In 1874, nog voor hij uitsluitsel kon geven, werd Muybridge aangeklaagd voor de moord op de minnaar van zijn vrouw. Hij werd veroordeeld door een jury, maar hoefde dankzij goede contacten slechts korte tijd in de cel te verblijven. In 1877 hervatte hij zijn experimenten en met een batterij van 24 camera's toonde hij aan dat een paard inderdaad met alle benen van de grond komt als het dier in volle galop is. Als je de foto's achter elkaar plakt - zoals te zien is in het onderstaande filmpje - heb je min of meer de eerste bewegende beelden.



Daarmee heb ik denk ik wel genoeg verteld voor vandaag. De ontwikkeling van de fotografie was dus essentieel voor de ontwikkeling van de filmcamera. Die ontwikkeling leidde er logischerwijs toe dat mensen beelden konden vastleggen en dat staat ten grondslag aan het genot dat wij beleven in de bioscoop en thuis achter de televisie. Maar goed, dat verhaal is voor een andere keer.



NieuwsFilm

meest populair