In dit verslag kan en wil ik die actualiteit niet volledig negeren, maar gaat de voornaamste aandacht wel vooral uit naar de meest in het oog springende titels en de sterren die ze in Berlijn kwamen presenteren. Welke rodeloperfilms kunnen we de komende maanden ook gewoon in de Nederlandse bioscopen en filmhuizen verwachten? En wat te denken van de belangrijkste prijswinnaars?
Opzijgezet
Met de openingsfilm van zijn laatste editie als programmahoofd strikte artistiek directeur Carlo Chatrian direct een Hollywoodster met momentum. Het moet over een kleine twee weken namelijk gek lopen wil Cillian Murphy zich niet verzekeren van een Oscar voor zijn rol als de historisch beruchte wetenschapper J. Robert Oppenheimer. Zijn komst naar Berlijn had niet strakker getimed kunnen worden.
In Small Lings Like These speelt de Ierse acteur een kolenboer die zwoegt om zijn gezin te onderhouden. Het kleine dorpje waar hij woont wordt geregeerd door persoonlijke trauma's, die stilletjes te herleiden zijn tot een aantal door de kerk beheerde wasserijen. Velen weten ervan, maar iedereen kijkt weg.
Een Duitse recensent die de film in Berlijn zag, deed op zijn Letterboxd de gedurfde suggestie dat Chatrian een persoonlijke reden had om dit geladen drama te selecteren: "Dit drukt zeker zijn frustratie uit om opzijgezet te worden, als door een stiefmoeder met een koud hart." Afgelopen zomer was het filmfestival van Venetië op zijn hoogtepunt toen het nieuws kwam dat Chatrian ging stoppen als artistiek directeur van de Berlinale. Zijn vertrek werd ingegeven door het politieke besluit om de leiding opnieuw te structureren, met een mogelijke 'functie elders' voor Chatrian. Daar bedankte de man vriendelijk voor.
Staakt het vuren
Film en politiek laten zich in Berlijn extra lastig scheiden omdat de Duitse minister van cultuur ook voorzitter is van het festivalbestuur. Het is zo gebruikelijk dat bij de openingsfilm verschillende politieke prominenten in de zaal zitten, óók als die prominenten er volgens boze stemmen in de pers en op sociale media discutabel gedachtegoed op nahouden. Een week voor de start van het festival maakte de organisatie een opvallende wending door de openingsuitnodigingen in te trekken van vijf Alternative für Deutschland-politici, die in een statement werden gekoppeld aan "alle vormen van rechts-extremisme, waar de Berlinale al decennia tegen is".
In de wandelgangen ging het later nauwelijks nog over dit besluit, maar vooral over de situatie in Gaza en hoe de festivalorganisatie en aanwezige filmmakers op deze humanitaire crisis moesten reageren. Een programmeur die de Q&A verzorgde bij het Britse coming-of-agedrama Last Swim informeerde haar publiek nadien dat verschillende werknemers van de Berlinale een open brief met oproep tot een staakt-het-vuren hadden getekend. In de zaal reageerden de overgebleven bezoekers wat vertwijfeld, wat goed te begrijpen was; de thematiek van de zojuist vertoonde film (ziekte, zelfdoding) was al aangrijpend genoeg en had weinig met deze politieke actualiteit te maken.
Uitgesproken gebaren op en naast de podia onderstreepten tien dagen lang dat bestuurders, festivalmedewerkers, filmmakers en acteurs hun werk niet (meer) kunnen en willen scheiden van wat er in de wereld speelt. De Canadese actrice Deragh Campbell, in Berlijn met het speelse relatiedrama Matt and Mara), verklaarde zich aan de hand van een niet mis te verstane t-shirttekst solidair met Palestina. En op sommige van de vele getekende acteursposters in het Berlinale Palast (het vaste premièregebouw) staat nu met grote hanenpoten "Free Palestine".
Stellige winnaar
Het is geen toeval dat verschillende films uit de hoofdcompetitie proberen af te rekenen met ideeën en structuren die de wereld tot vandaag de dag domineren, ook al gaan ze misschien niet over Israël of Oekraïne. Opvallend genoeg ging daarbij de Gouden Beer, de absolute hoofdprijs van het festival, voor het tweede jaar op rij naar een documentaire. Waar de winnaar van vorig jaar, het recentelijk in de Nederlandse filmhuizen uitgebrachte Sur l'Adamant, empathisch en apolitiek was, is de winnaar van dit jaar juist stellig en duidelijk postkoloniaal ingestoken.
Het beknopte Dahomey - na een uurtje rolt de aftiteling al - geeft (letterlijk) een stem aan kunstwerken die door de Franse staat worden teruggeven aan het voorheen gekolonialiseerde Benin. Het voelt surrealistisch als het beeld in het vliegtuigruim even op zwart gaat en kijkers naast de aanzwellende turbines ook een van de kunstwerken horen brommen. Regisseuse Mati Diop, voor veel kijkers waarschijnlijk bekender als actrice (35 Rhums, Simon Killer), kiest er bewust voor om deze objecten een 'ziel' te geven en zo de drukkende realiteit van koloniale overheersing te becommentariëren.
Dahomey werd bij de première zodanig lyrisch ontvangen dat zijn bekroning die dag al een beetje in de lucht hing. De film is relevant en kernachtig, maar artistiek beschouwd steekt het wel een beetje dat het aanwezige journaille en de jury (onder leiding van Black Panther-actrice Lupita Nyong'o) zo gretig voor Diops benadering vielen. Waar de verplaatsing van de kunstwerken bijvoorbeeld uitmondt in een prikkelende discussie tussen Beninse studenten, gaat het in de meeste prijzende reacties alleen maar over het 'sprekende kunstwerk', een gimmick die door zijn gekunstelde inzet eigenlijk vooral op de zenuwen werkt.
Contrast op de rode loper
Het speelt bij deze uitvergrote aandacht wel een rol dat Dahomey niet de enige competitiefilm was waarin 'niet-mensen' ineens kunnen praten. In Pepe mompelt namelijk een in opdracht van (jawel!) Pablo Escobar naar Colombia verscheept nijlpaard klanken en raadsels richting zijn publiek, terwijl we terloops meer leren over zijn tragische geschiedenis en lot. Dat de Dominicaanse Nelson Carlos de Los Santos Arias voor deze ongeremd ambitieuze film bekroond werd als beste regisseur, tekent het fascinerende festivalcontrast tussen schier ontoegankelijke auteurscinema en prestigieuze rodelopertitels.
Want behalve de al eerdergenoemde Murphy ontving Chatrian ook sterren als Adam Sandler, wiens Spaceman over een paar dagen al op Netflix landt, en Kristen Stewart, die Thelma & Louise nog eens overdoet met het broeierige Love Lies Bleeding (Nederlandse release: 11 april). Die laatste hield als galaspecial de naam hoog van het populaire productiebedrijf A24, dat ook een film in de competitie mocht presenteren: het ongemakkelijke A Different Man, een niet bijster originele kruising tussen Abre los Ojos en The Elephant Man, leverde Marvel-ster Sebastian Stan pardoes nog een beeldje voor beste acteur op.
Zijn tegenspeelster, de met filmhuishit The Worst Person in the World doorgebroken Renate Reinsve, had het druk op de rode loper. Waar ze in A Different Man een scenarioschrijfster met een opmerkelijke fetisj voor gezichtsmaskers vertolkt, speelt ze in het sfeervolle en invoelbare (maar door de critici helaas genadeloos neergesabelde) Another End een prostituee die haar lichaam aanbiedt voor futuristische rouwtherapieën. Als dat laatste klinkt als een aflevering van Black Mirror, dan klopt die indruk helemaal, maar de film is intelligent genoeg geschreven en gestileerd om niet over te komen als een slap aftreksel van de Netflix-serie.
La La Land en lightsabers
Het aantal bloedserieuze films in de hoofdcompetitie viel dit jaar niet te onderschatten, maar dat betekent niet dat er nooit kon worden gelachen. Soms gebeurde dat op onverwachte momenten, zoals bij de wereldpremière van het ijzingwekkende, maar ongeloofwaardige gevangenisdrama Vogter, waar de gastvrouw zich blameerde door hoofdrolspeelster Sidse Babett Knudsen met het verkeerde kaartje in haar hand (waar hebben we dat eerder gezien?) aan te kondigen als de maker van de film. Regisseur Gustav Möller (zijn debuutfilm Den Skyldige draaide hier in 2018) pakte het ludiek op, maar Chatrian schrok zich zichtbaar een ongeluk.
Lachen kon ook bij het apocalyptische L'Empire, een welbewuste Star Wars-pastiche waarin een intergalactische infiltrant een kalm Frans kustdorpje op zijn kop zet als hij voor het eerst uithaalt met zijn lightsaber. Regisseur Bruno Dumont, bekend om zijn gortdroge, ruwe en onheilige humor, koppelt de eeuwige strijd tussen goed en kwaad in zijn eveneens bekroonde film (juryprijs) aan een opmerkelijk banale didactiek: volgens de Fransman zwicht het goede uiteindelijk altijd voor het kwade, omdat het lichaam nu eenmaal sterker is dan de geest.
Verwacht dus ongeremde intimiteiten, verontrustende gedaanteverwisselingen en weinig subtiele verwijzingen naar Game of Thrones wanneer deze genreparodie mogelijk in de Nederlandse filmzalen verschijnt. Dat alles levert geen goede film op, maar het is wel moeilijk om L'Empire te vergeten. In tegenstelling tot veel andere competitietitels benaderde deze kanshebber de apocalyptische tijdgeest namelijk niet met ernst, maar met (half geslaagde) humor. Gezien de politieke actualiteit, die dus ook in Berlijn duidelijk doorschemerde, is dat een ironisch gegeven: áls er onverhoopt dan toch iets te lachen valt, gaat het nog altijd over het einde van de wereld.