Filmtotaal Recensie
Regie: Kornél Mundruczó | Cast: Zsófia Psotta (Lili), Sándor Zsóter (Dániel), e.a. | Speelduur: 119 minuten | Jaar: 2014
Het Hongaarse allegaartje aan genres White God is een curiosum op elk denkbaar vlak. Het wordt door de maker verkocht als een hommage aan The Birds van Alfred Hitchcock, alleen zijn in zijn optiek de vogels vervangen door honden. Vergelijkingen oproepen met de onnavolgbare master of suspense is je begeven op gevaarlijk terrein. Het ziet er bij de zesde speelfilm van cineast Kornél Mundruczó lange tijd niet naar uit dat er aangehaakt zal worden bij de stijl en sfeer van The Birds Daar is een rigoureuze omslag voor nodig die pas bij de laatste akte wordt ingezet. White God, waarvan zelfs de titel een mysterie is, zwenkt en zwalkt maar herbergt eveneens een onmiskenbare fascinatie. Wellicht verklaart dit ook de lof die Mundruczó in Cannes werd toegedicht.
De apocalyptische finale waarin de beste vriend van de mens zich tegen zijn baasjes en vrouwtjes keert wordt ingeleid door een mengelmoesje aan themas en invalshoeken. Aanvankelijk is White God vooral een feelgoodverhaal over de dertienjarige Lili, die haar moeder lange tijd moet missen omdat zij afreist naar een congres in Australië. De muzikale Lili wordt gedropt bij haar vader, van wie ze enigszins vervreemd is geraakt. Haar beste vriend is bastaardhond Hagen. Als Lili van Hagen gescheiden wordt, splitst het verhaal zich. Naast de pogingen van het meisje om haar huisdier op te sporen wordt tevens ingezoomd op hoe het het beest ondertussen vergaat. Zo raakt Hagen (gespeeld door twee honden) verzeild in de wereld van de hondengevechten en komt hij in contact met de vele zwerfhonden van Boedapest.