Regisseur Danny Boyle is niet bang om uit te pakken. Of het nou om een een verslavingsdrama, een horror of een sciencefiction gaat; de Brit zet een scala aan stijlmiddelen in om zijn films een kenmerkende flair en energie te geven. Ook Trance is daarop geen uitzondering. En dat is maar goed ook, want met een conventionelere aanpak zou deze psychologische thriller al snel warrig en vervelend zijn geworden. In handen van Boyle zakt hij echter geen moment in.
In Trance speelt James McAvoy een medewerker van een veilinghuis die tijdens een overval een klap op zijn hoofd krijgt en zich na afloop niets meer kan herinneren van wat er is gebeurd. Problematisch, want hij speelde stiekem onder één hoedje met een crimineel om een schilderij te stelen, dat nu spoorloos blijkt te zijn. Hij was de laatste die het kostbare kunstwerk in handen had, dus de enige die het probleem zou kunnen oplossen. Hypnose moet uitkomst bieden. Een therapeute helpt hem om in zijn onderbewustzijn te graven, en daar blijkt veel meer te zitten dan alleen die paar vergeten minuten van de roof. Wat er zich precies heeft afgespeeld, dat is waar deze mindfuck over gaat. En door de afwisseling tussen hypnose en werkelijkheid wordt ook de kijker regelmatig op het verkeerde been gezet.
Gemakkelijk zou je kunnen struikelen over de onlogische wendingen en gaten in het plot, maar lang kun je daar niet bij stil blijven staan. Boyle houdt het tempo hoog, met een flitsende montage en de pompende soundtrack van Underworld. Hij weet op die manier goed te camoufleren dat het scenario nogal gekunsteld aandoet. Een kniesoor die daar op let tijdens deze psychologische achtbaanrit, vol met wilde stijlelementen.
Na afloop is dat anders. Als alle verwikkelingen zich hebben opgestapeld en de laatste twist verheldering heeft geboden, wordt ook duidelijker dat het hele verhaal nogal vergezocht is. Ingenieus en creatief verpakt is het wel, maar dat wil niet zeggen dat het ook daadwerkelijk weet te overtuigen. Hoe je het ook wendt of keert (het slot laat ruimte over voor eigen interpretatie), Trance voelt uiteindelijk meer aan als een serie plotwendingen dan als een coherent en geloofwaardig geheel.
Goed voor een dikke anderhalf uur vermaak is dat echter wel, laat dat maar aan deze regisseur over. Boyle kan zijn kijkers moeiteloos meesleuren. Dat deed hij ook al zo goed in zijn vorige film 127 Hours. Maar waar dat drama in de ontknoping ook nog diep wist te ontroeren, blijft Trance vooral oppervlakkig amusement. Leuk zolang het duurt.