De productie van kinderboekenschrijfster Carry Slee ligt al geruime tijd op een gemiddelde van ongeveer anderhalf boek per jaar. De verfilmingen van haar werk worden in een bijna net zo hoog tempo op het jeugdige publiek afgevuurd. Nadat in 2006 werd afgetrapt met Afblijven volgden al snel Timboektoe, Radeloos, Lover of Loser en Razend. De regie van de eerste film kwam voor rekening van Maria Peters, waarna haar echtgenoot Dave Schram het stokje overnam voor de daaropvolgende titels (al bleef Peters wel betrokken als producent en scenarist). Dat uit het omvangrijke oeuvre van Slee met name boeken uit het afgelopen decennium zijn verfilmd, is waarschijnlijk omdat deze het best bekend zijn bij het beoogde jonge publiek. Het half jaren negentig uitgebrachte Spijt!, een van haar meest bekroonde verhalen, is daardoor steeds op de plank blijven liggen. Tot nu toe dus.
Naar het schijnt was het Carry Slee zelf die aandrong op een verfilming van Spijt!, aangezien dit verhaal over pesterij haar erg aan het hart ging. Het is niet moeilijk om te zien waarom Schram en Peters daar even mee hebben gewacht. Spijt! is namelijk niet alleen een van Slees populairste en meest geprezen boeken, maar ook een met een behoorlijk donker randje. Dat lijkt misschien vreemd voor degenen die in eerdere Slee-verfilmingen drugsgebruik, anorexia en vrouwenhandel voorbij zagen komen, maar die themas zijn voor velen toch een ver-van-mijn-bedshow. Pesterij is echter iets waar praktisch iedereen op jonge leeftijd ooit mee wordt geconfronteerd. Is het niet als slachtoffer of dader, dan wel als toeschouwer.
Slees boek (en daarmee ook de gelijknamige verfilming) heeft iets verfrissends doordat hoofdpersoon David tot die laatste groep behoort. Lijdzaam toekijkend ziet hij hoe zijn dikkige en verlegen klasgenoot Jochem door drie leeftijdgenoten het leven zuur wordt gemaakt. Daarin gaan ze dusdanig ver dat David ze enkele keren tot de orde probeert te roepen, maar de pestkoppen blijken geraffineerd genoeg om hem direct te laten inbinden. Het dreigement dat hij bij bemoeienis dezelfde behandeling kan verwachten, lijkt namelijk bijzonder reëel. Spijt! is daarmee voor zijn jonge publiek een vrij confronterende film. Pesterij is geen puur externe bedreiging, maar iets waarvan iedereen (zowel leerlingen als docenten) enige schuld draagt. Dat geldt zelfs voor slachtoffer Jochem, die gelaten de vernederingen over zich heen laat komen en koppig weigert om hulp te vragen.
Spijt! werd geschreven in een tijd dat hedendaagse communicatiemethoden als mobiele telefonie nog ver weg waren. De film is gesitueerd in het heden, dus is het verhaal gemoderniseerd. Helaas niet op de meest subtiele wijze: bij het minste of geringste worden smartphones tevoorschijn gehaald en in plaats van deel uit te maken van de schoolkrantredactie, blijkt David in een band te spelen waarin zijn Marokkaanse vriend uiteraard als rapper actief is. Wat het scenario echter vergeet, is dat pesterij de afgelopen tien jaar een digitalisering heeft doorgemaakt en dat Facebook een hulpmiddel hierin is geworden dat dit verschijnsel voor buitenstaanders nog onzichtbaarder heeft gemaakt. Schram en Peters laten hiermee een grote kans liggen.
Subtiliteit blijkt helaas niet alleen een probleem in de modernisering van het verhaal, maar feitelijk over de gehele linie. Vooral de eerste helft zit vol scènes waarvan binnen enkele seconden te voorspellen is waar deze op uit zullen draaien. Prekerigheid steekt dan ook geregeld de kop op en diverse personages blijken niets anders dan onhandige stereotypen. Daarbij is het acteerwerk van de jonge cast soms wat onevenwichtig, al blijken de centrale pestkop, slachtoffer en buitenstaander zich gelukkig bijzonder goed van hun taak te kwijten. Als echter na driekwart het verhaal een interessant omslagpunt bereikt, gaat het ineens de goede kant op. Vanaf dan tot aan de aftiteling doet Schram bijna alles goed en weet hij het punt van het verhaal bijzonder sterk over te brengen. Daarmee zien we maar weer dat een goed einde een tot dan toe matige film nog altijd naar een voldoende kan stuwen.