Neill Blomkamp debuteerde in 2009 met District 9, een creatief in elkaar geknutselde actieknaller waarmee de regisseur zichzelf tot een belofte maakte voor de sciencefictionindustrie van Hollywood. Opvallend was het relatief lage budget waarmee de Zuid-Afrikaan werkte: met slechts dertig miljoen dollar fabriceerde hij buitenaardse garnalen, vechtmachines en hightechwapens. Doordat Blomkamp zijn debuutfilm in zijn geboorteland situeerde, kwam als vanzelf de metafoor voor de Zuid-Afrikaanse problematiek rond de apartheid naar boven iets wat District 9 absoluut een meerwaarde gaf op veel conventionelere genregenoten. Blomkamp keert in zijn tweede speelfilm, Elysium, terug naar een vergelijkbaar universum. Met een politieke boodschap die er wel heel dik bovenop ligt.
Het is 2154 en de aarde is veranderd in één grote sloppenwijk, waarin ongure en overmatig getatoeëerde Mexicaanse bendeleden de dienst uitmaken. Boven de aarde zweeft het ruimtestation Elysium, waar de allerrijksten (lees: de Franssprekende elite) vertoeven en waar ziekte of ouderdom niet bestaat, simpelweg omdat elk huis is voorzien van een medisch apparaat dat fysieke ongemakken detecteert en verhelpt. Max, een fabrieksarbeider met een strafblad, droomt er al zijn hele leven van om met een ruimteschip naar Elysium te vertrekken. Door een fabrieksongeval wordt hij gedwongen om contact op te nemen met de bendeleden voor wie hij vroeger werkte. Verzwakt door de radioactieve straling, maar gesterkt door het metalen frame dat aan zijn zenuwstelsel is vastgeschroefd, moet Max nog eenmaal een klus voor hen klaren om zijn ticket naar het paradijs te verdienen.
De maatschappelijke polarisatie, het verschil tussen arm en rijk, wordt direct in de openingssequentie moddervet aangezet door Blomkamp. Eerst zweeft de camera over de bouwvallen op aarde en kort daarna over de villawijken (inclusief zwembaden) van Elysium. We begrijpen het: de aardbewoners voelen zich benadeeld in hun positie en ondernemen logischerwijs illegale pogingen om tot het gigantische ruimteparadijs door te dringen. Hoewel dat politieke tintje best aardig is, blijft het gedurende de gehele speelduur een beetje aan de oppervlakte bungelen en is de boodschap bovendien te nadrukkelijk. Alsof Blomkamp herhaaldelijk een megafoon lijkt te willen pakken om te verkondigen dat medische zorg er voor iedereen zou moeten zijn, en niet alleen voor de allerrijksten.
Toch doet dat niet heel veel afbreuk aan de entertainmentwaarde van Elysium. Het geschatte budget van honderd miljoen dollar is voornamelijk gestoken in grootschalige sets die er piekfijn uitzien, met als hoogtepunt het ruimtestation (dat ergens in de verste verten herinneringen oproept aan het ruimtevaartuig uit Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey). De vormgeving van de droids, de ruimteschepen en het wapenarsenaal doet bovendien heerlijk retro aan. Blomkamp weet er in stilistisch opzicht in elk geval zijn eigen stempel op te drukken, al is het overduidelijk dat zijn inspiratiebron ergens in de jaren tachtig moet liggen.
Te midden van die nostalgische sciencefictionvormgeving banjert Matt Damon rond in een ijzeren pak. Zijn personage is net als de hoofdpersoon in District 9 een bijna profetische antiheld tegen wil en dank, met het verschil dat Max motieven een stuk doorzichtiger zijn. En dat maakt hem toch nét wat minder interessant en minder menselijk. Sharlto Copley, die eerder het hoofdpersonage in District 9 speelde, is in Elysium opnieuw het meest gedenkwaardig. Als gewetenloze, scheldende en Afrikaanse kinderliedjes zingende huurmoordenaar verzorgt hij een waardig en gevaarlijk tegengewicht voor Matt Damon en zijn metgezellen.
Ook al is Elysium een stuk minder experimenteel en mist het de finesse van District 9, de tweede film van Neill Blomkamp bevestigt nogmaals diens talent voor het sciencefictiongenre.