The Grand Budapest Hotel
Recensie

The Grand Budapest Hotel (2014)

Wes Anderson komt wederom met een prachtig gelaagde film.

in Recensies
Leestijd: 2 min 51 sec
Regie: Wes Anderson | Cast: Ralph Fiennes (M. Gustave), Tony Revolori (Zero), Adrien Brody (Dmitri), Willem Dafoe (Jopling), F. Murray Abraham (Mr. Moustafa), Mathieu Amalric (Serge X), Jeff Goldblum (Deputy Kovacs), Harvey Keitel (Ludwig), Jude Law (schrijver), Bill Murray (M. Ivan), Edward Norton (Henckels), Saoirse Ronan (Agatha), Jason Schwartzman (M. Jean), Léa Seydoux (Clotilde), Tilda Swinton (Madame D.), e.a. | Speelduur: 99 minuten | Jaar: 2014

De Nederlandse regisseur George Sluizer legde het ooit uit in een interview: “Je brengt verschillende lagen aan in een film en helemaal onderin verberg je dan je juwelen.” Een filmmaker die dat tegenwoordig als een van de besten doet is Wes Anderson. Zijn uitbundige stijl is vervreemdend en kolderiek, maar in de kern zijn z’n films tegelijkertijd heel menselijk en doorvoeld. Het ziet er verraderlijk simpel en kinderlijk uit, maar dat is juist het knappe.

Andersons eigenzinnige stijl is meestal het eerste dat opvalt, zo ook hier. The Grand Budapest Hotel is gefilmd in strakke en kleurrijke kaders (ditmaal grotendeels in de klassieke 4:3-ratio), met houdingen van acteurs die op de millimeter zijn geregisseerd en decors die er regelmatig ook gewoon uitzien als decors. Het is een opzettelijk knullige, oubollig ogende stijl, die de ruimte biedt voor speelse en cartooneske situaties. Gortdroge humor levert dat op. Waar Anderson dat in zijn vorige films voornamelijk uit dialogen haalde, doet hij dat nu meer met visuele grappen. Zijn gevoel voor detail leent zich daar uitstekend voor.

Het maakt van The Grand Budapest Hotel in de eerste plaats een heerlijke komedie, vol met maffe personages en kluchtige taferelen. Maar je doet de film tekort door alleen daar naar te kijken. Zoals gezegd zijn Andersons films meer dan alleen een reeks grappen in een aanstekelijk vervreemdende stijl. Zo was The Fantastic Mr. Fox naast een ouderwetse stop-motionfilm met poppen, vooral een verwarmend verhaal over trouw zijn aan jezelf en familie. En zijn vorige film Moonrise Kingdom speelde zich dan wel af op een verzonnen eiland; het kloppende hart was een ontroerende en herkenbare kalverliefde. Ook Andersons nieuwste film speelt zich af in een fictief universum, hoewel het land Zubrowka duidelijke Oost-Europese kenmerken heeft.

Voor een groot deel kijken we naar een flashback van een hoteleigenaar, wat op zijn beurt weer een personage is uit een boek dat we in de openingsscène zien. Die verschillende lagen lijken aanvankelijk onnodig en vergezocht, maar zijn belangrijk voor waar The Grand Budapest Hotel uiteindelijk heen gaat. In zijn essentie draait de film om het in leven houden van vervlogen tijden en de verhalen die daarbij horen.

De hoteleigenaar uit het begin blikt terug op zijn tijd als piccolo tijdens het interbellum in (een fictief) Oost-Europa. Het hotel is dan nog van Meneer Gustave, een personage dat met zichtbaar plezier wordt gespeeld door Ralph Fiennes, het charmante middelpunt van de film. Gustave erft een duur schilderij van zijn bejaarde geliefde maar wordt tegelijkertijd de hoofdverdachte rond haar mysterieuze dood. Samen met zijn piccolo slaat hij op de vlucht en probeert er intussen achter te komen wie de daadwerkelijke schuldige is.

Dat levert een levendige reeks komische en absurdistische verwikkelingen op, met een achtervolging in een Winterspelen-gebied als krankzinnig hoogtepunt. Maar aan de basis van al die uitzinnigheid ligt een fijngevoelig drama dat melancholie en nostalgie ademt. Een weemoedig verhaal over vriendschap en loyaliteit in tijden waarin verraad overheerste. Dat maakt Andersons nieuwste film weer zo sterk. Hij werkt op meerdere niveaus, met de juwelen helemaal onderin.