Een carrièrestap zoals Gareth Edwards die maakt, kom je niet vaak tegen in de filmwereld. Met een bescheiden budget van zon acht ton maakte de Brit de kleinschalige sciencefictionthriller Monsters, vier jaar later staat hij aan het roer van een zomerblockbuster met een kostenplaatje van een slordige honderdvijftig miljoen. Met de aanstelling van de onervaren regisseur nam Warner Bros. een flink risico, maar gelukkig wordt Edwards bijgestaan door een ervaren crew (onder wie de cinematograaf van The Avengers en de visualeffects-supervisor van The Lord of the Rings) en een talentvolle cast die bij elkaar al meerdere Oscarnominaties op hun conto hebben. Godzilla lijkt hiermee net als het titelmonster op voorhand al te groot om te kunnen falen. Onder aanvoering van Edwards is de uitwerking ook nog eens verfrissend.
Wie zit te wachten op een totale Kaiju-destructie van het kaliber van het vorig jaar verschenen Pacific Rim, zal wat geduld moeten hebben. De film is grofweg opgedeeld in twee aktes, waarbij Edwards in het eerste deel ruim de tijd neemt om een verhaal op te bouwen. In een uitgebreide proloog volgen we de gebeurtenissen tijdens een grote ramp met een Japanse kerncentrale waarbij wetenschapper Joe Brody zijn vrouw verliest. Jaren later is Brody nog steeds op zoek naar de geheimen die de overheid achterhoudt rondom het incident, tot plotsklaps twee grote insectachtige MUTOs (Massive Unidentified Terrestrial Organisms) uit de kerncentrale ontsnappen. Hiermee is de omschakeling naar de grootschalige rampenfilm een feit.
Voordat het geschubde gevaarte zelf zijn intrede doet, zijn we al bijna een uur verder. Net als Spielberg met Jaws heeft Edwards goed begrepen dat je het monster nooit direct in beeld moet brengen maar eerst spanning moet opbouwen met een paar korte glimpen. Zo duurt het nog iets langer voordat we het monster in volle glorie mogen aanschouwen, maar het resultaat mag er zijn. Vergeet de mannen in rubberen pakken of de mislukte T-Rex uit Emmerichs versie, Edwards Godzilla is een immens, levensecht gevaarte dat eruit ziet alsof het ieder moment door het scherm heen kan barsten, maar tegelijkertijd nog een aangename gelijkenis vertoont met de retrolook uit het oude Toho-tijdperk.
Helaas begint de film tijdens dit keerpunt zijn focus kwijt te raken. Waar Edwards eerst ruim de tijd neemt om een verhaal op te bouwen, investeert hij in de tweede helft te weinig in zijn personages om de kijker betrokken te houden. Met name de kwaliteiten van castleden als Sally Hawkins en Ken Watanabe (die buiten het verschaffen van informatie maar weinig te doen hebben) blijven onderbenut. Zeker gezien de beperkte schermtijd van Godzilla zelf, die net iets te vaak plaats moet maken voor de andere twee monsters, is dat toch een gemis.
Hoewel Edwards zeker in de tweede helft wat onevenwichtig te werk gaat, slaagt hij er toch in een degelijke rampenfilm af te leveren en de welbekende clichés en sentimentele valkuilen van het genre te ontwijken. Zijn interpretatie van Godzilla is eerder te associëren met een film als Apocalypse Now dan Independence Day. Het titelmonster mag dan vaak schuil houden, de beeldschone vormgeving en weergaloze destructie tijdens de zinderende titanenstrijd maken veel goed.