The Imitation Game
Recensie

The Imitation Game (2014)

De biopic rondom de excentrieke wetenschapper Alan Turing speelt iets teveel op veilig, maar lijkt in ieder geval al een zekerheidje voor de Oscars.

in Recensies
Leestijd: 4 min 29 sec
Regie: Morten Tyldum | Cast: Benedict Cumberbatch (Alan Turing), Keira Knightley (Joan Clarke), Matthew Goode (Hugh Alexander), Charles Dance (Commander Denniston), Mark Strong (Stewart Menzies), Allen Leech (John Cairncross), Rory Kinnear (Detective Robert Nock) |Speelduur: 113 minuten | Jaar: 2014

Zo nu en dan komt er een biografie voorbij waarvan je jezelf achter de oren krabt en verwonderd afvraagt hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat het leven van de persoon in kwestie nog niet eerder een grootschalige bioscoopbewerking heeft gekregen. In het geval van de Britse wetenschapper Alan Turing is dat echter niet zo wonderlijk, aangezien de echte waardering voor zijn werk pas vele jaren na zijn dood zou volgen. De briljante Britse wiskundige ontwikkelde een speciale computer (in feite de voorloper van de pc zoals we hem nu kennen) die de geheime Duitse Enigma-code wist te kraken. Door het onderscheppen van de codes eindigde de Tweede Wereldoorlog naar schatting twee jaar eerder dan gepland en werden miljoenen levens gered.

De verfilming door regisseur Morten Tyldum (Headhunters) richt zich op drie belangrijke periodes uit Turings leven: zijn jongensjaren op kostschool, de werkzaamheden op Bletchley tijdens het bouwen van de decodeermachine en de nasleep na de Oorlog. De focus ligt uiteraard op het middendeel, maar door middel van flashbacks wordt regelmatig de relatie tussen Turing en zijn jeugdvriend Christopher Morcom uitgediept. Hoewel deze misschien zo nu en dan de vaart uit het verhaal halen, geven de (overigens sterk geacteerde) uitstapjes naar Turings jeugd wel een goed inzicht in zijn getroebleerde persoonlijkheid en bijzondere aanleg voor puzzels. Treffend is het moment waarop de jonge Turing zich hardop afvraagt hoe het kraken van codes anders is dan het praten met mensen – ze zeggen immers nooit precies wat ze bedoelen.

Dat Benedict Cumberbatch uitermate bedreven is in het spelen van geniale buitenbeetjes met een veelzijdigheid aan autistische kenmerken, mag na zijn optreden in de BBC-serie Sherlock natuurlijk geen verrassing meer zijn. Er zijn dan ook vele overeenkomsten tussen Turing en de beroemde detective te herkennen en het is moeilijk voor te stellen hoe iemand anders dan Cumberbatch deze rol zo voortreffelijk op zich had kunnen nemen. Ook de rest van de Britse cast kent een topbezetting. De aanwezigheid van Charles Dance levert een stel heerlijk onderkoelde dialogen op tussen misschien wel de twee meest prettig in het gehoor liggende stemgeluiden uit de seriewereld, maar ook Keira Knightley is een genot om naar te kijken als het enige vrouwelijke lid van het onderzoeksteam. Daarnaast ontpoppen Mark Strong en de vaak ondergewaardeerde Matthew Goode zich regelmatig als scènestelers.

Ondanks het feit dat we hier met een biografisch drama in een oorlogssetting te maken hebben, biedt Tyldums film de nodige Britse ‘stiff upper lip’-humor. Cumberbatchs herkenbare optreden als lekker arrogante slimmerik die regelmatig zijn ondergeschikten snedig op hun plaatst zet, of juist op sociaal onhandige wijze het weer goed wil maken, levert zo nu en dan wat hilarische taferelen op. Het nadeel daarvan is echter dat de dreiging van de oorlog zelf hiermee iets teveel op de achtergrond komt te staan. Hier en daar probeert Tyldum de kijker hier nog aan te herinneren middels archiefbeelden of enigszins gebrekkig geanimeerde bombardementen. Maar zelfs dan weet Tyldum, die het credo 'Keep calm and carry on' hier wel erg letterlijk neemt, de spanning niet echt voelbaar te maken, zo laconiek als het Britse volk op een bomaanslag reageert.

Na een ietwat luchtige eerste helft bouwt Tyldum naar het einde toe meer ruimte in voor drama, wat resulteert in een aantal geslaagde en minder geslaagde momenten. Sterk zijn de morele dilemma’s waarbij gekozen moet worden tussen het stilhouden van onderschepte informatie, of het waarschuwen voor een nieuwe aanval met het risico dat de tegenpartij ontdekt dat hun code gekraakt is. Daartegenover voelen de gebeurtenissen na de Tweede Wereldoorlog, toen voor Turings persoonlijke leven juist een periode van ellende aanbrak, weer tamelijk geforceerd aan. Hoewel Cumberbatch en Knightley prima werk leveren, lijken veel scènes louter bedoeld te zijn om de Oscarjury te paaien en te beïnvloeden.

Het is echter juist in deze periode van persoonlijke misère na de oorlog waar het het meest wringt. Rondom Turings homoseksualiteit dient zich namelijk een ongemakkelijke tegenstrijdigheid aan. Indertijd lag dat heel gevoelig (getuige Turings arrestatie en chemische castratie), maar Tyldum benadrukt veel te opzichtig dat het heel normaal is om op hetzelfde geslacht te vallen, een opvatting die anno 2015 toch vanzelfsprekend zou moeten zijn. Aan de andere kant durft Tyldum intimiteiten tussen Turing en andere mannen niet in beeld te brengen en worden de romantische ontmoetingen die leidden tot zijn arrestatie opmerkelijk genoeg volledig uit de film gehouden. Het wekt de suggestie dat de makers vreesden dat teveel gayscènes eventuele Oscarkansen zouden schaden of kijkers zouden afstoten, wat ironisch genoeg volledig haaks staat op de belerende boodschap die wordt aangehaald.

Het is dan ook de vraag wat voor complexere of meer uitdagende kijkbeurt het leven van Turing op had kunnen leveren met een meer vooruitstrevend regisseur aan het roer of als Tyldum meer vrijheid van de studio had gehad. Maar uiteindelijk is het verstandiger om The Imitation Game te beoordelen op wat voor film hij wel is, niet wat hij had kunnen zijn. Hoewel er misschien iets te veel op veilig wordt gespeeld om de Oscarkansen niet in het geding te brengen, is dit een uiterst entertainende, vlotte en fantastisch geacteerde biografie die garant staat voor een prima bioscoopbezoek.