"Hoeveel kans heeft dit land?" verzucht de moegestreden landeigenaar Fred Smith aan het einde van Sweet Country, een Australische western die zich afspeelt in het jaar 1929. Een terechte vraag, want het tijdsbeeld dat hier van Australië geschetst wordt is allesbehalve hoopvol of romantisch. Blanke westerlingen hebben sinds jaar en dag het grondgebied van de Aboriginals ingepikt en als gevolg daarvan is racisme jegens de zwarte gemeenschap eerder regel dan uitzondering.
De problematische verstandhouding tussen de twee verschillende rassen wordt op een eenvoudige, maar zeer doeltreffende manier verbeeld in de openingsscène. Er ontstaat een ruzie tussen een blanke landeigenaar en zijn Aboriginalknecht, waarna laatstgenoemde wordt afgetuigd. Hoe de man precies wordt gekastijd - met een riem of met vuistslagen - is niet duidelijk, want het handgemeen vindt ergens buiten beeld plaats, terwijl de camera onafgebroken focust op een ketel die op het vuur staat. Aanvankelijk borrelt de zwarte smurrie in de ketel zachtjes, maar naarmate de spanning tussen de mannen oploopt, verandert de brij in een kokende, ziedende massa. Het moge duidelijk zijn: Australië is die ketel op het vuur.
Door gebruik te maken van zulke symboliek scheppen de makers van Sweet Country hoge verwachtingen en gelukkig worden die ingelost. Om te beginnen is het bijzonder aangenaam dat een film met een dergelijke thematiek niet zijn toevlucht zoekt tot allerlei geforceerde politieke statements, maar gewoon een spannend achtervolgingsverhaal wil vertellen, dat gaandeweg transformeert in een rechtbankdrama. Het plot is zelfs bedrieglijk eenvoudig: nadat Sam, een Aboriginal die voor Fred Smith werkt, uit zelfverdediging een blanke man doodschiet, vlucht hij samen met zijn zwangere vrouw Lizzie over de snikhete prairie van de outback. Daarbij worden de twee achternagezeten door een posse, aangevoerd door de meedogenloze sergeant Fletcher.
Hoe rechttoe-rechtaan dat misschien ook mag klinken, de uitwerking van het verhaal en de personages is verre van conventioneel, zeker als je deze Australische western vergelijkt met zijn Amerikaanse genregenoten. Afwezig zijn de revolverhelden met hun feilloze gevoel voor goed en kwaad, die heroïsch te paard een stoffig stadje binnen komen galopperen om het geboefte ervanlangs te geven. In Sweet Country zijn de cowboys juist - anders dan de filmtitel doet vermoeden - gehard door het leven en leveren zij een verbeten strijd met zichzelf en met de mensen uit hun omgeving. Sterker nog, sommige personages worden zo beheerst door angst en woede dat het moeilijk is om hen helemaal te doorgronden.
Daarom zal Sweet Country niet bij iedereen in de smaak vallen. De Australische regisseur Warwick Thornton (die eerder het Aboriginaldrama Samson and Delilah maakte) heeft zich louter op het visuele vlak laten inspireren door de westerns van Sergio Leone, maar vervalt gelukkig niet in schaamteloos kopieergedrag. Opvallend is dat de elementen die gezichtsbepalend zijn geweest voor de klassieke western, zoals de extreme close-ups van cowboyogen en een revolverduel in het midden van een verlaten stad, volledig afwezig zijn in Thorntons film. Hij wil de kijker niet onderdompelen in een warm, nostalgisch bad, maar juist een schurend ongemak bij zijn publiek teweegbrengen. Als gevolg daarvan zijn simpele scènes geladen met een vreemde, ongemakkelijke spanning, zelfs als de mannen niet meer doen dan een dikke rochel op de grond tuffen of houten vloerplanken onder hun laarzen laten kraken. In combinatie met de zachte amber- en okerkleurige tinten van het Australische woestijnlandschap levert dat memorabele momenten op.
Bovenal weet Thornton met zijn eigenzinnige regiestijl een compleet nieuwe toon aan te slaan. Een voorbeeld van die eigenzinnigheid is terug te vinden in de manier waarop hij zijn personages introduceert. Geen grootste aankondiging, maar een introductiescène die wordt doorsneden met beelden van een verleden of een mogelijke toekomst van het personage, terwijl de geluidsband koppig blijft doorlopen. Zo kan het gebeuren dat je iemand midden in de woestijn ziet sterven aan een gruwelijke hoofdwond, terwijl op de achtergrond te horen is hoe dorpelingen gezellig met elkaar keuvelen in de saloon.
Overigens sluiten die visioenen uitstekend aan bij de talloze Bijbelreferenties die in de film zijn rondgestrooid. Hoofdpersonage Sam is de vleesgeworden gerechtigheid, die ironisch genoeg zelf is overgeleverd aan de grillen van de rechterlijke macht. Zijn vlucht door de woestijn, zijn stoïcijnse voorkomen en het feit dat hij zijn vrouw vergeeft en zijn eigen vervolging lijkt te aanvaarden, maken van Sam bijna een Christusfiguur.
Het zal dan ook niet verbazen dat acteur Hamilton Morris de meeste indruk achterlaat, hoe goed de overige castleden ook mogen zijn. Morris zet een man neer die gezien de ernst van de situatie behoorlijk gelaten reageert, zelfs wanneer hij stevig aan de tand wordt gevoeld tijdens een geïmproviseerde hoorzitting op een stoffig dorpsplein. Dat gebrek aan assertiviteit is soms flink frustrerend voor de kijker; je wilt immers dat de goede man voor zichzelf opkomt en zegeviert. Tegelijkertijd is Sam, bezien in de context van de jaren twintig, een stuk geloofwaardiger als zwijgzame underdog dan wanneer hij de zoveelste geëmancipeerde schreeuwlelijkerd zou zijn. In Sweet Country heeft Australië genoeg kansen, zolang personages zoals Sam maar niet aan het kortste eind trekken.