Paul Thomas Andersons nieuwste film is altijd een evenement. Vaak wordt een zware, gewichtige film met grote, belangrijke thema´s verwacht. Licorice Pizza is een nostalgisch portret van California anno 1973, heel losjes verteld via een verhaal over een tienerjongen en de twintiger op wie hij verliefd is. Heel wat anders dus.
Anderson debuteerde in 1996 met Hard Eight (alias Sydney) en brak daarna door met Boogie Nights en Magnolia. Voor deze jarennegentigfilms liet hij zich duidelijk inspireren door Martin Scorsese en Robert Altman, wat terug te zien is in de cameravoering, montagestijl en de specifieke manier waarop hij popmuziek inzet.
Deze intense, haast hyperactieve stijl (Scorseses handelsmerk in o.a. Goodfellas en The Wolf of Wall Street) liet Anderson achter zich met de alternatieve romkom Punch-Drunk Love uit 2002. Daarna sloeg hij definitief een andere richting in met There Will Be Blood, The Master en Phantom Thread. De popmuziek verdween grotendeels ten faveure van de filmmuziek van Johnny Greenwood. Anderson leek zichzelf heruitgevonden te hebben.
Toch keren eerdere stijlkenmerken af en toe glorieus terug in Licorice Pizza. Van typische snelle camerabewegingen tot aan de eindeloze stroom popliedjes uit 1973 (en ouder). Tegelijk is Licorice Pizza geen volledige wederopbloei van zijn vroegere werk. Dat zat namelijk volledig dichtgetimmerd met complex in elkaar verweven verhaallijnen. Licorice Pizza bestaat grotendeels uit losse anekdotes en scènes rondom de levens van Gary en Alana tijdens ongeveer één zomer.
Lang is niet helemaal duidelijk welke kant de film opgaat of wat je kunt verwachten. Dat is voor een Hollywoodfilm van een beroemde regisseur verfrissend en verrassend. Anderson neemt de tijd voor allerlei zijsporen en zijdelingse gebeurtenissen, die het verhaal niet van A naar B brengen maar wel bijdragen aan de ontwikkeling van de twee hoofdpersonages en aan een nostalgisch portret van de San Fernando Vallei in Californië in de jaren zeventig, een gebied dat aan Los Angeles en Hollywood grenst en waar Anderson opgroeide (en veel van zijn films draaide).
Het naturelle spel van hoofdrolspelers Cooper Hoffman en Alana Haim past helemaal bij deze aanpak. Hoffman is de zoon van de overleden Philip Seymour Hoffman, die vaak met Anderson samenwerkte. Alana Haim is een derde van het pop-rocktrio HAIM. Haar zussen (de andere twee derde van de band) en hun ouders spelen haar familie. Alana en Cooper maken beiden hun filmdebuut en laten meteen een open, natuurlijke indruk achter.
Voor zover je van een verhaal kunt spreken, begint dat met Gary, de vijftienjarige jongen die in de openingsscène als een blok voor de vijfentwintigjarige Alana valt. Daarna wordt het gaandeweg het verhaal van Alana. Ze wijst Gary af vanwege het leeftijdsverschil maar blijft wel vrienden met hem en laat zich meeslepen in zijn avonturen, waaronder het begeleiden van de laatste fase van zijn carrière als kindacteur, de verkoop van waterbedden en een flipperkastenwinkel. Ze beleven aparte avonturen met een oude Hollywoodster (gebaseerd op William Holden, gespeeld door Sean Penn), berucht filmproducent Jon Peters (Bradley Cooper) en een burgemeesterskandidaat (Benny Safdie, de helft van de Safdie-broers). Het hoogtepunt is een nacht waarop Alana hun truck achteruit bergafwaarts moet rijden omdat ze geen benzine meer hebben.
Dankzij het natuurlijke spel van Hoffman en Haim wordt hun complexe, ambigue relatie nooit onbehoorlijk of onsmakelijk. De controverse hieromtrent in de VS is nogal puriteins en een wel erg eenduidige lezing van de film. Een andere controverse had makkelijk vermeden kunnen worden: een grap over een Aziatisch accent is weliswaar gericht op de racist die de grap maakt, maar werkt op meerdere lagen, waardoor toch een racistische ondertoon ontstaat. Was het echt nodig om die grap erin te laten (in een vrij op zichzelf staande scène) en ook nog eens te herhalen? Een onnodige smet op een verder zeer smakelijke film.