Het is er eindelijk: Denis Villeneuves langverwachte tweede deel van zijn epische verfilming van Frank Herberts sciencefictionroman. Dune: Part Two biedt een boeiende, heldere en spectaculaire voortzetting van het verhaal en vertelt interessante dingen over mythen, kolonialisme, ecologie, religie en het noodlot. Maar hij maakt vooral indruk vanwege de geweldige look. Regisseur Villeneuve en zijn Australische DoP (Director of Photography) Greig Fraser hebben het onderste uit de kan gehaald om hun film een heel aparte, arthouse-achtige uitstraling mee te geven binnen een Hollywoodcontext. Die impressie had je al na het bekijken van Part One. Part Two bevestigt die.
De term 'sequel', in de zin van een opzichzelfstaand deel, is hier niet van toepassing. De twee delen zijn geen aparte films, maar vormen één geheel. Als Villeneuve bij aanvang het gevraagde budget had gekregen, zou hij één grote film hebben gemaakt. En mogelijk had hij ook het tweede boek Dune: Messiah erbij genomen. Want zoals de spanningsboog aanvoelt, zitten we bij het slot van Part Two nog maar op het einde van de tweede akte van het Paul Atreides-verhaal.
Dune: Part Two pikt de draad op wanneer Paul Atreides en zijn moeder Lady Jessica zijn opgenomen door de Fremen, de inheemse bevolking van zandplaneet Arrakis. Wat volgt is de evolutie van hertogskind Paul tot Muad'Dib, oftewel Lisan al-Gaib oftewel de latere Kwisatz Haderach, de bevrijder van Dune. Een evolutie met extreme consequenties. Villeneuve bereidt je daarop voor (al vanaf het begin van Part One via de dromen van Paul en de groeiende onenigheid tussen de gelovers onder leiding van Stilgar en sceptici zoals Chani.
Tussen deze twee uitersten staat Lady Jessica die, zoals het de zusters van Bene Gesserit-orde werd ingeprent, de boel manipuleert om de profetie onder controle te houden. Hoewel je van meet af aan snel kunt voorspellen dat Paul de bovenhand krijgt in de strijd tegen de Arkonnen onder leiding van baron Vladimir Arkonnen - Herbert wilde een Russisch klinkende naam voor het grootste monster - is het slot ambigu.
Villeneuve heeft zich dus toegespitst op die dubbelzinnige ontwikkeling van Paul, die als een futuristische Lawrence of Arabia gematigden en fanatici samenbrengt en worstelt met zijn identiteit. Uiteraard zet de maker van Prisoners en Blade Runner 2049 ook de geopolitieke en (post)koloniale lagen dik in de verf, met Arrakis als het olierijke Midden-Oosten, Huis Atreides als het meer progressief Europa, Huis Harkonnen als vertegenwoordigers van de nihilistische dictaturen die een gewetenloze koloniale politiek voeren en de keizer als de megapoppenspeler. Dat zat allemaal in het boek van Herbert, maar de Canadese regisseur wist het er expressief uit te destilleren.
Je merkt nu pas hoe vreselijk de versie van David Lynch uit 1984 was. Niet helemaal zijn schuld, want Universal en producent Dino De Laurentiis hadden het boek laten samenpersen tot eigenlijk niet veel meer dan een trailer. Bovendien lieten ze het duistere verhaal 'overbelichten'. Villeneuve doet dat uiteraard niet. Zijn twee delen zijn in duisternis gehuld, maar er zit wel degelijk verloop in. Part One begint nog met kleur op de planeet Caladan om vervolgens via het grijze Arrakis te evolueren naar een lange sequentie in een stoffige nacht die afsluit met het ochtendlicht.
In Part Two krijgen we vooral David Lean-achtige scènes tijdens het gouden uur als een visuele metafoor voor het verhaal dat in twee richtingen kan gaan: naar de duisternis of naar het licht. Die scènes worden halverwege onderbroken door een zwartwitsequentie (gedraaid in infrarood) op de Harkonnen-planeet Giedi Prime, het letterlijk en figuurlijk zwarte centrum van de film. Visueel is het einde net zoals het verhaal dubbelzinnig en vormt een inhoudelijk contrast met dat van Part One: er is licht, maar is dit een happy end?
Zelfs al heeft Villeneuve voor zijn versie veel meer speelduur dan Lynch ter beschikking gekregen, dan nog voelt Part Two een beetje samengeperst aan, vooral in de subplots. De scènes met Florence Pugh als prinses Irulan, de dochter van keizer Shaddam IV, zijn zeer beperkt. Irulan fungeert als de chroniqueur van het verhaal, net als in het boek, maar heeft uiteindelijk weinig te doen. Hetzelfde geldt voor Christopher Walken als de keizer, van wie verrassend genoeg heel weinig dreiging uitgaat.
Maar het is begrijpelijk dat Villeneuve in honderdzesenzestig minuten keuzes moest maken. Het meest problematische aspect van de film is het liefdesverhaal. Een belangrijk subplot, maar het functioneert niet omdat de regisseur geen tijd had om het geloofwaardig te maken. Chalamet en Zendaya lijken op die momenten zo geplukt uit de zandbakversie van The Blue Lagoon. Pas tegen het einde begint er iets boeiends tussen de twee te ontstaan.
Austin Butler als Baron Harkonnens jongste neefje Feyd-Rautha Harkonnen is wel een triomf. Hij geeft gitzwarte seksualiteit aan een kruisbestuiving tussen Nosferatu en de Female Cenobite (zie Hellraiser). De vele CGI-shots mogen er ook zijn. Deze laten de onafgewerkte demo's die Marvel en DC ons in hun meest problematische superheldenfilms proberen te verkopen ver achter zich. Villeneuve had het wormrijden wat beter in beeld kunnen brengen - hoe de Fremen met zovelen op de rug van die beesten zijn gekropen is een raadsel - maar je kunt niet alles hebben.
Het beste aan Dune: Part Two is het epische, geïnspireerde en fascinerende camerawerk van Australiër Greig Fraser (Zero Dark Thirty, The Batman) die in 2022 terecht de Oscar voor het beste camerawerk kreeg voor Part One. Je proeft het stof en het zand in je mond. Fraser is zonder enige twijfel de ware revelatie van deze Star Wars voor volwassenen.
Zijn composities van met name de totaalopnames en zijn zeer specifieke belichtingen durven verder te gaan dan wat courant is in het sciencefictiongenre. Dune - de twee delen samen dus, omdat je geen halve film kunt beoordelen - zou ik geen meesterwerk durven noemen, maar de film is wel het werk van twee meesters die niet bang waren om platgetreden paden te ontwijken.