In zijn vijftigste film toont de nestor van de Amerikaanse filmindustrie een herhaling van zetten. Liefde, jaloezie, overspel en moord: alle ingrediënten voor een typische Woody Allen-film zijn aanwezig. Anders is dat hij deze keer uitsluitend werkt met Franse acteurs. De formule wordt inmiddels, ondanks een romantisch Parijs als decor, wel wat sleets.
De regisseur wordt dit jaar achtentachtig. Tot voor kort maakte hij ieder jaar een film tot Covid roet in het eten gooide. Inmiddels zit hij weer vol in het zadel en presenteert de dramatische thriller Coup de Chance (Toevalstreffer). In een interview vertelt hij dat hij van plan was om een film te maken over Amerikanen in Parijs, maar toen besloot om een volledig Franse film te maken.
De charmante Fanny werkt bij een veilinghuis en is getrouwd met Jean, een selfmade man die semilegaal rijk werd. Wanneer ze op een mooie dag in Parijs loopt, wordt ze aangesproken door schrijver Alain. Ze studeerden samen in New York, maar verloren elkaar uit het oog. De vonk slaat meteen weer over. Eerst houdt Fanny de boot wat af, maar de nieuwsgierigheid wint het van haar twijfels.
Jean kent zijn vrouw als geen ander en heeft door dat er iets niet klopt. Hij huurt een detectivebureau in om Fanny te laten schaduwen. Wanneer zijn vermoedens worden bevestigd, deinst hij er niet voor terug om naar zware middelen te grijpen om de verhouding te dwarsbomen. Zijn oplettende schoonmoeder die regelmatig komt logeren ruikt onraad en gaat op eigen houtje op onderzoek uit.
Kenners van het oeuvre van Allen herkennen wellicht het plot, dat lijkt op dat van Match Point uit 2005. Daarin moet een man kiezen tussen een vertrouwde relatie met zijn echtgenote, en een onstuimige relatie met zijn maîtresse met een moord tot gevolg. In Coup de Chance is het een vrouw die de keuze moet maken, en komt de moord uit een andere hoek.
Het hebben van geluk is een belangrijk thema in Match Point, en ook in Coup de Chance. Alain ziet het leven als een roulettespel. De mens heeft bitter weinig in de hand, het leven is een prachtig kosmisch toeval volgens hem. Voor Fanny is dit nieuw en aantrekkelijk. Ze is gewend aan Jean die het geluk afdwingt. Volgens hem is het leven maakbaar: slagen of falen ligt helemaal aan jezelf.
Allen zet zijn personages scherp tegen elkaar af waardoor nuances ontbreken. Jean lijkt, zelfs fysiek, op Krimson uit de Suske en Wiske-stripboeken. Alain is daarentegen dromerig en romantisch. Fanny is niet erg uitgesproken, ze neemt als een kameleon de kleur aan van haar omgeving. Realistisch is het allemaal niet, maar daar is het Allen niet per se om te doen. Hij is als een poppenspeler die zijn archetypische acteurs laat praten en bewegen.
In sommige van zijn films is de casting zo goed dat een dergelijk poppenspel enorm imponeert. Oscarwinnaar Cate Blanchett is onweerstaanbaar in Blue Jasmin. Scarlett Johansson deed een paar keer succesvol mee, waaronder in Match Point. In Coup de Chance is de casting degelijk, maar niet uitzonderlijk. Lou de Laâge is als de twijfelende Fanny wel op haar plek, ze toont net genoeg om te overtuigen. Maar Valérie Lemercier als haar moeder lijkt van bordkarton. Een lange, peizende blik moet als doortastend overkomen, maar de actrice lijkt eerder bijziend dan vastberaden.
Zoals altijd kiest Allen voor jazzmuziek als soundtrack, deze keer van Herbie Hancock. Het nummer Cantaloupe Island is het muzikale thema. Veel mensen kennen het van de coverremix Cantaloop van jazz-rapgroep Us3, met de oorwurm 'funky funky'. Jazzpurist Allen dacht hier hoogstwaarschijnlijk niet aan, want onbedoeld heeft zijn keuze een nadelig effect. De herkenning van de muziek loopt namelijk synchroon met de herkenning van het plot. De gedachte: dit heb ik al eens gehoord, komt tegelijk op met de gedachte: dit heb ik al eens gezien.
Misschien ligt het aan de voertaal dat Coup de Chance een wat mindere film is. De regisseur spreekt geen Frans, iemand vertaalde zijn script voor hem. Tijdens het draaien verstond hij de acteurs dus niet en moest afgaan op de natuurlijkheid van spelen. Taalfinesses vallen hierdoor weg, met als resultaat een wat statisch geheel. Toch is een matige film van Allen altijd nog beter dan veel films van andere regisseurs. Maar de volgende keer moet hij toch maar weer een Amerikaanse film maken.