Na het bloedstollende verhaal van verzetsstrijder Katniss Everdeen in The Hunger Games-reeks is er nu de gelijknamige boekverfilming van het verhaal dat voorafging: The Ballad of Songbirds and Snakes. Prequels en sequels beloven vaak niet veel goeds omdat ze een franchise die eigenlijk al compleet is verder uitmelken en verhalen onnodig verlengen. The Ballad of Songbirds and Snakes is echter een steengoede, geslaagde film geworden die in zijn eigen recht staat.
Het gekozen perspectief is interessant, want The Ballad of Songbirds and Snakes is in essentie een oorsprongsverhaal van de slechterik. Het draait om een jonge Coriolanus, die later de giftige president Snow van Panem en de ultieme antagonist in The Hunger Games zal worden. We treffen hem in een door oorlog geteisterde en stalinistisch ogende stad aan, als een student van goede komaf. Hoewel zijn vader een belangrijke machthebber was, is hij als burger compleet overgeleverd aan de grillen van de heersers van Panem.
Deze grimmigheid doet sterk denken aan de dystopische verhalen van 1984 en The Handmaid's Tale, waarin normale gesprekken levensgevaarlijk zijn geworden, nooit duidelijk is wat de volgende absurde stap is die het regime neemt en iedereen die in opstand komt of kritiek op de wreedheid heeft, op stalinistische manier verdwijnt.
The Ballad of Songbirds and Snakes gaat over de willekeur van het kwaad. De gestoorde dokter Volumnia Gaul, die de hongerspelen heeft ontworpen en er nog volop mee aan het experimenteren is, heeft veel weg van een engel des doods. De adelaars op de rode vlaggen van het Capitool liegen er qua verwijzing ook niet om. Het martelregime waarin fascisme hoogtij viert en onschuldige kinderen elkaar als gladiatoren tot de dood moeten bevechten in een arena, wordt bedekt met een dikke laag afzichtelijk spektakel. Het resultaat is een psychotische technocratie. Niet alleen het willekeurige geweld, maar ook de psychologische wreedheid ervan is sterker invoelbaar dan in de vorige films.
'The Games' staan nog in de kinderschoenen en de jonge Snow bevindt zich als mentor van Lucy Baird net als Katniss in een situatie waarin hij constant bliksemsnel strategische keuzes moet maken; hij moet de situatie juist berekenen, de juiste inschatting maken en de juiste overtuigingen veinzen. Hij is slim en doet het aanvankelijk allemaal in een poging om de gruwelijkheden niet volkomen uit de klauwen te laten lopen.
Maar de grootste uitdaging in een totalitair regime, zoals eerder bleek in 1984 en The Handmaid's Tale, is niet koelbloedig of helder van geest blijven, twee dingen waar Coriolanus goed in is, maar elkaar onderling blijven vertrouwen. De kracht van een totalitair bewind is immers 'verdeel en heers'. Als burgers elkaar niet meer vertrouwen en onderling verraden, is de macht compleet.
Coriolanus lijkt op het eerste gezicht niet eens zoveel te verschillen van Katniss; hij wil niets liever dan zijn dierbaren beschermen, hij bewaart zijn schaarse voedsel voor anderen, en aanvankelijk lijkt hij vooral te koorddansen op de rand van het kwaad om de hongerspelen iets minder gruwelijk te maken. Snow bouwt een band op met het arme meisje uit District 12, Lucy Gray Baird, en zet alles op alles om ervoor te zorgen dat ze het zal redden. Hij trekt zijn beste kameraad Sejanus Plinth steeds terug als die in opstand dreigt te komen.
De prequel is nog scherper dan zijn voorgangers als het aankomt op het totalitaire en dystopische regime van Panem. Hoewel we ons bevinden in de stad (het verschil tussen binnen en buiten de ring is opgeblazen tot epische proporties) is niets eraan veilig of beschermd. Zelfs de veelbelovende studenten worden bij een misstap of een foutje nonchalant afgevoerd.
Veel aan A Ballad of Songbirds and Snakes is steengoed: de toon, de symboliek en de paranoïde sfeer kloppen allemaal. Peter Dinklage schittert als een donkere gamemaker, Josh Andres Rivera schiet als Sejanus Plinth heen en weer tussen weerstand en wanhoop en Tom Blyth zet de ontwikkeling van Coriolanus Snow waanzinnig goed neer.
Een groot minpunt is dat Rachel Zegler, die de eigenzinnige en weerbarstige Lucy vertolkt, de plank behoorlijk misslaat. De tegenspeelster is dit keer een personage met een Roma-achtige achtergrond, 'Covey' genaamd. Ze maakt muziek, ze draagt een Esmeralda-achtige jurk en ze is goed met slangen. Dit had misschien een mooi subversief gegeven kunnen zijn met het oog op de Shoah, waarbij honderdduizenden Sinti en Roma zijn vermoord, maar helaas is Rachel Zegler te druk met mooi en charmant zijn. Lucy Baird blijft dwars door de verschrikkingen de hele tijd onschuldig en lief, op een manier die aan het idiote grenst.
Jennifer Lawrence liet je geen moment twijfelen aan de PTSS, doodsangsten en nachtmerries van Katniss, maar Lucy klinkt veel te gezond, glad en zoet. Zingen is haar vorm van verzet, maar er zit geen stuwende kracht in. Ze staat gloedvol op het podium te spelen alsof ze meedoet aan The Voice. Dit is ontzettend zonde, want Lucy is een belangrijke rol en met het casten van de juiste actrice was de film volledig geslaagd.
Nu grenst het soms aan wanstaltig: de manier waarop Lucy met haar verstand van de natuur, haar zwaar zuidelijke accent en het spreken over haar rondreizende nomadische stam niet verder komt dan een cliché. De kans is groot dat je 'suspension of disbelief' uit elkaar spat zodra ze subtiel met haar lippen begint te pruilen. Zegler brengt haar pas goed tot leven in de bossen. Het zijn toch echt de acteurs die de twee vrienden spelen die de film dragen. Tegelijkertijd klopt het ergens ook omdat je weet dat het uiteindelijk niet Lucy zal zijn, die de arena op zal blazen.