Little Richard was de échte koning van de rock-'n-roll. De grondlegger van het genre dat de wereld in de jaren vijftig veroverde, samen met o.a. Chuck Berry, Bo Diddley & Fats Domino. Met zijn flamboyante stijl en uitbundige optredens was hij uniek en hét voorbeeld voor meerdere generaties artiesten, van Paul McCartney tot Michael Jackson. De nieuwe documentaire Little Richard: I Am Everything toont hem niet alleen als belangrijk muzikant en artiest, maar ook als queer icoon.
Filmmaakster Lisa Cortes vertelt het opmerkelijke, dramatische levensverhaal van Little Richard, met behulp van oude interviews met hemzelf, archiefbeelden en nieuwe interviews met mensen uit zijn leven en muzikanten die hij beïnvloedde. Sommige anekdotes worden verbeeld door moderne, jonge muzikanten op de plekken waar het ooit gebeurde.
Deze drie scènes zijn de zwakste in de documentaire. Niet omdat hiermee de scheidslijn tussen fictie en documentaire vervaagt, maar omdat deze jongelingen niet half de performers zijn die Little Richard was, en zich niet kunnen meten met zijn explosieve, wilde optredens. Het lijkt een poging om te laten zien dat zijn muziek vandaag de dag nog steeds indrukwekkend is, maar de archiefbeelden van zijn eigen optredens brengen dat veel beter over. De energie spat daar nog altijd van af.
Richard Wayne Penniman werd in 1932 geboren in Macon, Georgia. In het raciaal gesegregeerde Amerikaanse Zuiden. Als kind viel hij met zijn zang al op in de kerk. Maar thuis ook omdat hij als tiener wel erg veel interesse had in de make-up en kleding van zijn moeder, totdat zijn vader hem het huis uit gooide.
Begin jaren vijftig neemt hij de naam Little Richard aan en laat zich voor zijn uiterlijk als artiest inspireren door twee andere openlijk homoseksuele zwarte zangers. Volgens eigen zeggen was het juist door zijn make-up en haarstijl dat hij kon optreden voor witte tieners, want dan werd hij niet als seksuele dreiging voor de witte meisjes gezien. Vanaf het begin benadrukt Lisa Cortes zijn openlijke homoseksualiteit (of eigenlijk biseksualiteit), een belangrijk aspect van zijn flamboyante stijl die in de rockgeschiedenis vaak juist verzwegen wordt.
De andere twee rode draden door de documentaire zijn uiteraard Little Richards muziek, inclusief zijn muzikale invloed op latere generaties, en zijn religie. Beide zijn even boeiend. Zijn eerste stappen in de muziekindustrie leveren vermakelijke anekdotes op, zoals hoe het seksliedje Tutti Frutti (oorspronkelijk over anale seks) door opschoning van de tekst zijn eerste grote hit wordt. Die anekdote legt ook meteen een pijnlijk aspect van zijn muzikale carrière bloot: anderen, onder wie witte artiesten maar ook zijn eigen platenlabel, verdienden veel meer aan zijn muziek dan hijzelf.
Hij blijft zijn hele leven het gevoel houden dat hij niet de erkenning en financiële compensatie krijgt die hij verdient. Eind jaren vijftig komt de volgende grote twist in zijn leven: een religieuze conversie. Hij zweert rock-'n-roll af als duivelsmuziek, neemt gospelmuziek op, gaat theologie studeren en trouwt netjes met een medestudente, die zijn muziek nog nooit gehoord heeft.
Later keert hij toch terug naar het genre, flamboyanter en energieker dan ooit om te kunnen concurreren met de nieuwe generaties muzikanten die Little Richards oorspronkelijke stijl van optreden zijn gaan imiteren (inclusief de Beatles, de Rolling Stones, James Brown en later Michael Jackson en Prince). Hun respect en liefde voor Little Richard en zijn muziek komen duidelijk naar voren in deze documentaire, die hem eindelijk de erkenning geeft, waar hij altijd naar bleef streven.
Tegelijk belicht de documentaire zijn iconische status in de queer gemeenschap, maar plaatst er ook enkele kanttekeningen bij. In interviews na zijn religieuze conversie sprak hij namelijk over zijn eerdere leven als openlijk homoseksueel als iets dat hij achter zich liet om in het reine te komen bij de heer. Little Richard: I Am Everything is een vlot, fascinerend portret van de man en de muzikant in alle facetten.