Het Chelsea Hotel in New York was in de hoogtijdagen van de Amerikaanse tegencultuur een beruchte broedplaats voor artistieke geesten. Een select gezelschap van inmiddels bejaarde huurders hield het langer vol, ook toen de muren langzaam begonnen af te brokkelen en een langdurig renovatietraject een absolute noodzaak werd. Dreaming Walls is een even ontnuchterend als mijmerend portret van de kunstenaars die hun laatste dagen slijten in een vervallen droompaleis.
Vier jaar geleden verbleef de Belgische filmmaakster Amélie van Elmbt in New York om haar film Drôle de Père te presenteren op het Tribeca Film Festival. Een van de vertoningen vond plaats in de buurt van 23rd Street, waar achter een grote stellage de coulissen van het Chelsea Hotel schuilgingen. Van Elmbt en haar collega Maya Duverdier konden de werkingang van de bouwarbeiders gebruiken om een kijkje te nemen, waarna ze in gesprek raakten met choreografe Merle Lister en zo door puur toeval een filmproject kregen aangereikt.
Vroeg in de documentaire volgen van Elmbt en Duverdier een bejaarde bewoonster die in gesprek raakt met één van de werklui. "Er waren hier geesten rond", zegt de man op nonchalante toon. "De geesten van de mensen die hier zijn gestorven, snapt u? Die zijn er nog. Ze zijn verdwaald en zoeken een uitgang, maar die kunnen ze niet vinden." Even komt de vraag op wat voor soort documentaire dit wordt. Een nuchtere registratie van een hotel in de steigers en van een kleine groep huurders die maar niet weg wil, of een dromerige verkenning van een bewogen verleden? Als je de bouwvakker moet geloven, zit er in Dreaming Walls een spookachtige documentairevariant van Lars von Triers surrealistische ziekenhuisserie Riget, maar de regisseuses houden in hun verdere aanpak slim het midden tussen fantasierijk en down-to-earth.
De film heeft in dat verband twee gezichten: hoewel Dreaming Walls nadrukkelijk níét gaat over de talloze bekende kunstenaars (van Patti Smith tot Bob Dylan en van Andy Warhol tot Leonard Cohen) die ooit hun intrek in het Chelsea Hotel namen, dwaalt de camera op meerdere momenten onder begeleiding van ambient klanken door de hotelgangen. Alsof van Elmbt en Duverdier ergens toch die geesten willen oproepen waar de bouwarbeider zijn buik vol van heeft. Tegelijkertijd maken de ontnuchterende gesprekken met een aantal huurders duidelijk dat de realiteit van het kapitalisme het droompaleis al een tijd terug heeft ingehaald.
In de meest spraakmakende scène vertelt de oudste vrouw van het gebouw, omringd door haar kunst en een huiveringwekkende hoeveelheid rotzooi, dat veel (voormalige) bewoners al afgekocht zijn. "Mij hebben ze niets aangeboden, dus waarschijnlijk willen ze me liever vermoorden", besluit ze droogjes. Hoe schrijnend ook, de vraag is inderdaad hoeveel van de overwegend stokoude huurders - die enkele decennia terug voor de toekomst behouden werden door langdurige wooncontracten inclusief huurbescherming- de renovatie uiteindelijk overleefd hebben. Afgelopen voorjaar opende het Chelsea Hotel zijn deuren weer voor bezoekers. Het Chelsea Savoy Hotel heet het nu, en dat is een keten; je kunt ook terecht in Rotterdam of Londen.
Het is jammer dat Dreaming Walls niet helemaal aanvoelt als een organisch geheel. Eigenzinnige types genoeg, maar door de vluchtige en enigszins vrijblijvende montage zijn hun persoonlijke verhalen te vaak het onderwerp van korte, individuele hoofdstukjes, zonder dat die hoofdstukjes op overtuigende wijze bij elkaar komen. Dat is ergens ook wel weer passend voor een zoektocht naar geesten: als de camera door de gangen dwaalt, lijkt er soms geen dode ziel meer op aarde, maar zo nu en dan duikt achter halfgebarricadeerde deuren toch een bewoner op. De kunstenaars van het Chelsea Hotel zijn levende rekwisieten in een documentaire die vandaag de dag waarschijnlijk al niet meer gemaakt zou kunnen worden.