The King's Man is een voortzetting van Kingsman: The Secret Service en Kingsman: The Gold Circle, maar heeft eigenlijk meer verwantschap met X-Men: First Class. Met die film maakte Matthew Vaughn de vastgelopen X-Men-reeks weer interessant door de materie terug te brengen naar het beginpunt. Dit keer volgt hij zijn Kingsman-films op met een prequel die de ontstaansgeschiedenis toont van de gelijknamige spionagedienst.
De mutanten verenigden zich voor het eerst als superheldenteam tijdens de Cubacrisis. De Kingsman vindt zijn oorsprong nog wat verder terug: tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat resulteert niet zozeer in een interessante setting (zoals in Wonder Woman), maar in een nogal onbeholpen poging de gehele oorlog in zevenmijlslaarzen te doorlopen. Alleen dan niet de oorlog die we kennen uit de geschiedenisboeken, maar een enorm gefictionaliseerde versie ervan.
Vaughn herschrijft de Eerste Wereldoorlog tot een conflict dat volledig is georkestreerd door een schimmige organisatie. Daarmee heeft de getoonde oorlog haast meer van doen met de Kloonoorlogen in de Star Wars-prequels dan met het daadwerkelijke conflict dat veertig miljoen mensenlevens eiste. In principe best gedurfd, maar het resultaat is uiteindelijk nogal belegen omdat Vaughn iets te graag alle bekende hoofdstukken wil afvinken.
Zo trekt Rusland zich na enkele jaren terug uit de oorlog, alleen dan niet vanwege de machtsovername van de communisten, maar gewoon als de zoveelste zet in een enorm schaakspel. Oftewel: minder interessant dan de echte geschiedenis. Maar goed, voor een historiegetrouwe weergave ben je bij The King's Man sowieso aan het verkeerde adres. Dit is immers het type film waarbij één blik op een enge man met een flinke baard genoeg is om te weten dat Hollywood zijn favoriete Russische schurk Rasputin weer eens van stal heeft gehaald.
Centrale spil in het verhaal is de Britse aristocraat Orlando Oxford, die de nodige ervaring heeft met oorlogsgeweld en daarom uit alle macht probeert zijn tienerzoon in veiligheid te houden. Een prima uitgangspunt en vertolkers Ralph Fiennes en Harris Dickinson hebben een fijne chemie als vader en zoon, maar het is moeilijk te slikken dat laatstgenoemde te jong zou zijn voor militaire dienst wanneer zijn vertolker oud genoeg is om een ervaren officier te spelen.
Desondanks is het best verfrissend om de bijna zestigjarige Ralph Fiennes als actieheld aan het werk te zien (de James Bond-reeks stopte hem tien jaar geleden al weg achter een bureau) en in het slotstuk krijgt hij enkele fijne momenten waarin hij zich in die hoedanigheid van zijn beste kant mag laten zien. Jammer alleen dat de weg daarnaartoe nogal lang en warrig is. Vaughn weet weliswaar de oorlog enorm te vereenvoudigen, maar krijgt dat niet voor elkaar met het overkoepelende plot.
Dat neemt niet weg dat er in die rommelige vertelling her en der best wat creativiteit te vinden is. Zo is er de alleraardige vondst om de Duitse keizer, de Russische tsaar en de Britse koning op te voeren als drie ruziënde neefjes (alle drie gespeeld door Tom Hollander) die in hun verwendheid Europa uit elkaar scheuren. Alleen wordt daarmee de Eerste Wereldoorlog gereduceerd tot een conflict tussen drie machten, waarbij Frankrijk voor het gemak maar even volledig buiten beschouwing wordt gelaten.
Tel daarbij op dat van dit drietal de Britse koning er het best vanaf komt, koningin Victoria wordt genoemd als iemand die de vrede in Europa wist te bewaren en dat de dreiging afkomstig is uit een Schots-nationalistische hoek, en er hangt toch weer een onprettig Brits-imperialistisch luchtje aan wat eigenlijk een simpele avonturenfilm zou moeten zijn. Bij de vorige Kingsman-films kon dat nog enigszins worden vergoelijkt omdat ze zich profileerden als pastiches van de James Bond-films uit de jaren zestig, maar het begint nu wel op te vallen hoezeer Vaughn op de Union Jack geilt.