De toekomst ziet er goedkoop uit. In een nabije toekomst waarin de kwantumcomputers de norm zijn geworden, zien wervende reclamespots eruit als een tweederangs Youtube-kanaal en wordt een instructievideo bekeken op een ouderwetse beeldbuis. Wie heeft kunnen profiteren van de 'kwantumboom' is ongetwijfeld onmetelijk rijk, maar zij zijn niet interessant genoeg voor het verhaal van Lapsis. Daarin krijgen we de randfiguren te zien. Zij die niet mee konden, en nu achteraf op zoek zijn naar een snelle manier om aan geld te komen.
Ray klinkt als Tony Soprano met een snorretje en een bril, en heeft zijn weinige haar over zijn kale hoofd gekamd. Van kwantumcomputers moet hij weinig hebben, wat ervoor zorgt er dat hij nooit verder is opgeklommen dan koerier. Maar zijn jongere broer heeft de mysterieuze ziekte Omnia, een soort MS voor de toekomst. Experimentele behandelingen zijn duur, en dus ziet Ray zich genoodzaakt om via een vage connectie een baantje te pakken als kabeltrekker. Hij moet met een snoer door de bossen hiken om kwantumservers met elkaar te verbinden. Hoe meer kabelverbindingen, hoe sneller en efficiënter de apparaten worden. Ray krijgt bovendien een gebruikte computer, met een profiel van een oud-werknemer die al allerlei voorrechten had opgespaard. Oftewel: sneller verdienen.
De bedrijfscultuur voelt aan als de onderdrukkende sfeer op de werkvloer van een Amazon-distributiecentrum, of het bestaan van een schijn-zzp'er voor een bezorgdienst. Met zo'n wit busje. Er zijn beloftes van gouden bergen, concurrentie met robots die hetzelfde werk doen en een schrijnend gebrek aan aandacht voor je geestelijke en lichamelijke gesteldheid. Iedereen voelt aan zijn water dat dit allemaal een louche boel is. Maar natuurlijk heeft niemand die hieraan begint het voor het kiezen. Een extra complicatie is dat Rays computer voorheen van ene Lapsis Beeftech was, die door de collega's universeel wordt gehaat.
Lapsis zet doelmatig een drukkende sfeer neer. Maar verder is de film vooral een uitwisseling van ideeën, misschien nog wel meer over het heden dan waar we naartoe gaan. Er wordt veel gefilosofeerd en gediscussieerd door een veelvoud aan kleurrijke personages. Maar gelukkig blijft het allemaal hebbelijk, doordat Ray altijd centraal staat als een sympathieke pummel.
Lapsis is vooral het soort film waar je naar verlangt als je naar een filmfestival gaat, dankzij een boeiende vormgeving en een drang naar experiment bij regisseur Noah Hutton. Nu de film te zien is in de verschillende arthousebioscopen, is het echter een wat vreemde eend in de bijt. Het is sciencefiction zonder al te veel effecten, meer voer voor debat dan diepe gevoelens en een eeuwige drang naar merkwaardigheid. Vooral de kruipende robotjes, waar alle menselijke kabellegers mee concurreren, hebben tegelijk iets schattigs als onheilspellends. Opgeteld is het charmant, maar niet voor iedereen weggelegd.
En ook al is er op het einde best een verhaallijn afgewikkeld, en tot een zekere climax gekomen, het voelt vooral alsof deze wereld voorlopig op dezelfde voet gaat voortbestaan. Alsof de film zegt: de slag is weliswaar gewonnen door de ene groep, maar de oorlog is nog lang niet voorbij. Je weet daardoor misschien niet zeker of de film wel helemaal af is, wanneer ineens de aftiteling loopt. Maar de bestemming verpest de filmische reis daarheen nou ook weer niet.