Bij een nieuwe film van Woody Allen is altijd de vraag wat er te wachten staat. De kwaliteit kan variëren van meesterwerk tot niemendalletje, en van totale mislukking tot een aangename feelgoodfilm. Alles is voorbijgekomen in het enorme oeuvre van Allen. Rifkin's Festival behoort helaas tot de slechtste films die Allen heeft gemaakt. Het is bijna niet te geloven, maar in deze film lijken zelfs de meest basale dingen zoals het filmen van een normale dialoog mis te gaan. Ondanks deze miskleun van de hoogste orde valt er voor de doorgewinterde cinefiel alsnog wat te beleven.
Mort Rifkin zit in de stoel bij een therapeut om zijn verhaal te doen. Hier vertelt hij waarom hij zijn vrouw Sue naar het filmfestival van San Sebastian vergezelde. De rest van het verhaal speelt zich af op dit festival met de voice-over van Mort die zijn verhaal vervolgt. Mort vermoedt dat zijn vrouw vreemdgaat met de jonge veelbelovende filmmaker Philippe, van wie zij de publicist is. In San Sebastian begint Mort zijn vrouw steeds meer te verdenken, terwijl hij zelf verliefd lijkt te worden op een plaatselijke dokter bij wie hij op bezoek gaat met een hypochondrische hartkwaal. Ondertussen verliest Mort zich in fantasieën gebaseerd op scènes van zijn favoriete filmmakers.
Het uitgangspunt van Rifkin's Festival lijkt in eerste instantie leuk en is typisch Allen. Een intellectuele schrijver en ex-filmdocent ziet zijn huwelijk vervagen en belandt in een existentiële crisis. Daardoor zoekt hij zijn toevlucht in fantasieën, terwijl hij zijn vrouw ervandoor ziet gaan met een jongere man. De uitwerking is echter bijzonder zwak. De beste films van Woody Allen excelleren in het creëren van een bepaalde sfeer. Denk je aan New York dan komen er toch al snel geweldige sfeerbeelden van Allen op het netvlies te staan. Hetzelfde deed hij met verve in zijn laatste meesterwerk Midnight in Paris, waar naast het krachtige scenario toch ook de bijzondere ambiance is blijven hangen. Daarom is het ook zo vreemd dat Rifkin's Festival zo ongelofelijk sfeerloos is. Je verwacht toch op zijn minst een adequate verbeelding van een filmfestival, maar het resultaat is een kille omgeving van sjieke hotels, restaurants en terrasjes.
In de films van Allen vertolkt elke hoofdacteur op zijn manier het archetype van de rol die de regisseur zelf altijd speelde in zijn werk: die van neurotische intellectueel. Wallace Shawn slaagt er niet in om een goede vorm te vinden in zijn vertolking. Zijn spel blijft grotendeels vlak en mist een bepaalde diepgang die andere acteurs in recente films van Allen wel aan wisten te brengen. Shawn is niet volledig verantwoordelijk voor het falen van de film. Bijna geen enkele dialoog komt tot zijn recht. Mensen lijken nauwelijks echte gesprekken te hebben, wat zeer opvallend is, want dialogen zijn normaliter een van Allens sterke punten.
De film zal uiteindelijk onthouden worden voor de vele odes aan belangrijke Europese filmmakers. Bergman, Fellini, Godard, Buñuel en Truffaut komen allemaal langs in de fantasieën van Mort. Voor de cinefiel valt er dus wel wat te genieten, maar ook deze scènes zijn helaas niet allemaal even geslaagd. De leukste scène is het moment waarop Mort op het strand schaakt met de Dood die gespeeld wordt door Christoph Waltz, wat natuurlijk verwijst naar Het Zevende Zegel van Ingmar Bergman. Waltz doet dit geweldig en vol humor. Helaas zijn niet alle verwijzingen zo leuk, de meeste lijken zelfs geen doel te hebben, behalve dat het een manier voor Allen is om zijn favoriete scènes een nieuw leven te kunnen geven. Het ontbreekt überhaupt aan humor. Als Mort op een ongelofelijk foute en ongemakkelijke manier jacht maakt op de knappe dokter, is de film soms niet meer om aan te zien. Voor de echte Woody Allen-fan en cinefiel zijn de verwijzingen naar filmmakers misschien nog wel de moeite waard, maar de rest van de wereld zal er weinig boodschap aan hebben.