Vorige week verlieten twee wielerploegen de Ronde van Italië nadat hun renners positief waren getest. Op het coronavirus welteverstaan. Die benodigde verduidelijking kan worden gezien als een teken van de vreemde tijd waarin we leven. Tot 2020 betekende 'positief getest' in de wielersport immers maar één ding: doping. Wielrennen is bij lange na niet de enige sport waarin stimulerende middelen rondgaan, maar wel degene die er het meest om bekendstaat. En met goede reden: lange tijd werd het gebruik ervan door renners en ploegleiders als een gebruikelijk onderdeel van het sportproces beschouwd. In hoeverre de wielersport heden ten dage schoon is, zal waarschijnlijk pas blijken wanneer de nodige jaren zijn verstreken zonder positieve dopingtests, maar het lijkt aannemelijk dat de ergste periode in het verleden ligt. The Racer speelt zich af tijdens deze epo-hoogtijdagen: de Tour van 1998.
Deze Ronde van Frankrijk zou vanwege de Festina-affaire bekend komen te staan als 'le Tour Dopage'. The Racer vindt plaats voordat die bom barstte, voor en tijdens de eerste drie etappes, die in Ierland werden gereden. We volgen de fictieve wielrenner Dom Chabol, wiens voornaam kort is voor 'Dominique', maar net zo goed zou kunnen staan voor 'domestique'. Hij fungeert als knecht: degene die de kopman van de wielerploeg uit de wind houdt zodat die genoeg energie overhoudt om met een goed getimede sprint aan het einde van de etappe als eerste over de finishlijn te komen. Rijden als knecht wordt binnen de wielersport als een eervolle taak beschouwd, maar de tegen de veertig lopende Chabol (die waarschijnlijk zijn laatste Tour rijdt) ervaart in zijn werk steeds meer frustratie. In de observatie van een scharrel dat hij een professionele verliezer is, schuilt meer waarheid dan hij zou willen toegeven.
Verwacht van The Racer geen romantisering van de wielersport. Het gaat er misschien nog niet zo heftig aan toe als in sommige recente autobiografieën van door de mand gevallen renners, maar als schrijver-regisseur Kieron J. Walsh enige liefde koestert voor het wielrennen, dan weet hij dat goed te verhullen in scènes die vooral de schaduwzijde laten zien. Aangenaam genoeg blijft het grote drama daarbij grotendeels buiten beeld. Dat Chabol aan de doping zit, is bijvoorbeeld niet iets waar hij zich nog druk over maakt. Na twintig jaar professioneel koersen zijn ethische twijfels daarover een gepasseerd station. Waarschijnlijk is het dan ook geen toeval dat de doping verstrekkende masseur van zijn wielerploeg (een uiterst innemende Iain Glen) zijn grootste vriend lijkt te zijn.
Het dopinggebruik van de renners resulteert op sommige momenten in heerlijk kneuterige taferelen. Zo lijkt de scène waarin meerdere renners op dezelfde hotelkamer hun epo toegediend krijgen en er verwarring ontstaat over de bloedzakken, qua toon niet veel anders dan een cafébezoek waarbij degene die net terugkomt van de bar even niet meer weet welk biertje op het dienblad ook alweer alcoholvrij was. Die luchtige scènes contrasteren prettig met degene waarin het er wat ernstiger aan toegaat, zoals wanneer Chabols hartslagmeter hem midden in de nacht wekt om in zijn halfslapende toestand op een hometrainer te stappen voor een stevige trainingssessie. Als hij blijft liggen is de kans namelijk groot dat hij 's ochtends niet wakker zal worden.
Je zou denken dat geen enkele sportprestatie dergelijke risico's waard is, maar voor een ervaren renner als Chabol lijkt het maken van offers de normaalste zaak van de wereld. Zelfs de begrafenis van zijn vader komt ongelegen. Toch knaagt het aan hem dat deze offers allemaal in dienst staan van het succes van een ander. De film opent met het citaat van Eddy Merckx dat stelt dat de renner die het meest heeft afgezien de etappe wint, maar Chabol is het levende bewijs van het tegendeel. Dat is best een aparte benadering voor een sportfilm. Meestal presenteert dit genre egotrippers die moeten leren samenwerken, vaak vanuit de gedachte dat gezamenlijke glorie groter is dan een enkel moment van persoonlijke triomf. The Racer toont echter een onderdanige sportman die misschien zijn ego maar eens de vrije loop moet laten.
Of dat de juiste les is, wordt nogal in het midden gelaten. Mogelijk is dat omdat Walsh niet helemaal lijkt te weten wat voor verhaal hij precies wil vertellen met The Racer. Is dit een tragedie over iemand die zijn lichaam en ziel verkoopt voor een mager succesje of juist een verlossingsverhaal van iemand die zich van dergelijke oppervlakkige zaken poogt los te worstelen? Beide opties zouden voor een goede film kunnen zorgen, maar The Racer lijkt van beide walletjes te willen eten, waardoor het einde toch wat uit de lucht komt vallen en de conclusie enigszins onhelder blijft. Thematisch gezien weet Walsh meer aan te snijden dan je op basis van het eenvoudige verhaal zou verwachten, maar een gerichtere aanpak had mogelijk het knagende gevoel kunnen voorkomen dat er meer in had gezeten.