De films van Judd Apatow zou je gerust een cinema van nietsnutten, buitenstaanders en mislukkelingen kunnen noemen. Of het nou gaat over een veertigjarige maagd (The 40-Year-Old Virgin) of een wietrokende loser die opeens vader wordt (Knocked Up), Apatow weet elke keer weer grappige odes te brengen aan deze mannen die weigeren op te groeien, maar door omstandigheden geforceerd worden om toch volwassen te worden. Dit keer is de beurt aan Pete Davidson om de rol te vervullen van wietrokende adolescente loser. The King of Staten Island, gebaseerd op het echte leven van Davidson, heeft de typische humor die we van Apatow gewend zijn, maar weet ook een emotioneel verhaal over verlies en het rouwproces te vertellen.
Pete Davidson is een komiek die vooral bekend is vanwege zijn werk bij het Amerikaanse sketchprogramma Saturday Night Live. In zijn komische werk is Davidson altijd erg eerlijk geweest over zijn psychische aandoeningen en de dood van zijn vader. De vader van Davidson overleed bij de Twin Towers tijdens de aanslagen van 11 september, toen hij als brandweerman in actie kwam. In The King of Staten Island heeft Scott Carlin nog steeds moeite met de dood van zijn vader, die omkwam tijdens zijn brandweerwerk bij een hotelbrand. Als zijn zusje ook nog uit huis gaat om te studeren blijft hij alleen met zijn moeder achter. Zonder enige aspiraties, behalve het openen van een tattoo-restaurant, brengt Scott zijn dagen blowend, gamend en tatoeërend op Staten Island door. Als zijn moeder gaat daten met wederom een brandweerman schopt dit het leven van Scott flink overhoop.
The King of Staten Island is zeker geen conventionele komedie. In de openingsscène is te zien hoe Davidson bewust zijn ogen dicht doet terwijl hij op de snelweg rijdt. Deze suïcidepoging slaagt niet, maar zet meteen de toon van de film. De humor is vrij duister. De grappige momenten komen met name voort uit het feit dat Scott domme dingen doet en zijn ongelofelijk cynische blik op de wereld om hem heen. Een familielid merkt geïrriteerd op: "your dark sense of humour doesn't work for me." Scott is duidelijk erg vervelend, maar ondanks alle nare dingen die hij doet blijven we sympathie voor hem houden. Dit is meestal de kracht van Judd Apatow, maar voor het personage van Scott geldt dit zeker. Achter elke domme beslissing die hij maakt gaat een enorme pijn schuil en uiteindelijk heeft iedereen dan ook het beste met Scott voor. Zelfs als hij een klein kind tatoeëert wordt hem dit later weer vergeven.
De film volgt de vaste formule van een Judd Apatow-film en is daarom behoorlijk voorspelbaar. Toch biedt The King of Staten Island een fascinerend verhaal over iemand die langzaamaan zijn weg weer weet te vinden. De geweldige rollen van Marisa Tomei en Bill Burr geven een fantastische extra lading en de grappige Steve Buscemi, Pamela Adlon en Action Bronson zorgen ervoor dat er geen moment zonder krankzinnige personages voorbij gaat. Het is echter vooral Pete Davidson die de film draagt. Met zijn tragische uitstraling, komische timing en krankzinnige tattoos, die hij trouwens ook echt permanent op zijn lichaam heeft staan, weet Davidson zijn uit het leven gegrepen personage een fantastische invulling te geven. Uiteindelijk is The King of Staten Island meer dan een typische komedie. Het is een herkenbaar verhaal vol verrassende en emotionele momenten. Wederom slaagt Apatow er in om een treffend verhaal over de doelloze eeuwige adolescenten te maken. Alle mannen in de film proberen op hun manier volwassen te worden. De reis naar deze volwassenheid blijkt ook nu weer de bron van een reeks rake observaties over de moderne man.