Dat The Goldfinch is gebaseerd op een vuistdikke roman merk je aan alles. De tweeënhalf uur durende film speelt zich af in twee tijdlijnen, bevat volop personages, behandelt diverse thema's en strooit rijkelijk met subplots. En zoals wel vaker met verfilmingen van dergelijke literatuur komt het allemaal niet of nauwelijks uit de verf. Of nou ja, sommige elementen of scènes werken best aardig, maar The Goldfinch wordt uiteindelijk nooit meer dan de som der delen. Zo blijkt maar weer eens dat lijvige boeken zelden tot boeiende films kunnen worden bewerkt, tenzij je als filmmaker bereid bent grote delen weg te snoeien. Die bereidheid was hier waarschijnlijk ver te zoeken.
De belangrijke gebeurtenis die The Goldfinch in gang zet, blijft lange tijd buiten beeld, maar door de getoonde nasleep is duidelijk wat de situatie is: de dertienjarige Theo verliest bij een bomaanslag in een New Yorks kunstmuseum zijn moeder, waarna hij tijdelijk bij een rijke familie wordt ondergebracht. Iemand anders die de aanslag niet overleefde, vertrouwde Theo in zijn laatste momenten een ring toe en drong er in zijn geraaskal eveneens op aan dat hij het van de muur gevallen schilderij Het Puttertje moest veiligstellen. Terwijl het beroemde kunstwerk van Carel Fabritius onder Theo's bed ligt te verstoffen en de rest van de wereld het als verloren beschouwt, leidt de ring hem naar een antiquair die zorgt voor het nichtje van de overledene. Of Theo's contact met haar leidt tot vriendschap of liefde valt nauwelijks te zeggen, want de film heeft slechts tijd voor twee korte conversaties.
Deze opening kent volop trage scènes die nauwelijks ergens naartoe bouwen, maar de grootste ergernis komt in de vorm van een hoop elitair geneuzel door Theo en andere jonge tieners. Gevraagd naar hun favoriete schrijvers of muzikanten beginnen ze te oreren over Edgar Allan Poe en Glenn Gould alsof het volwassen hipsters zijn die elkaar de loef af willen steken met hoe verfijnd hun smaak wel niet is. The Goldfinch wordt daarmee haast een hogekunstvariant van Ready Player One, met net zo weinig te melden. Zijn alle kinderen in de Manhattan-upperclass zo? Is er niemand die gewoon houdt van jeugdliteratuur en popmuziek? De film is zowat driekwartier bezig wanneer er eindelijk een moment is waarop Theo en een leeftijdgenoot elkaar gewoon als twee normale pubers zitten te klieren en goedbedoeld middelvingers naar elkaar opsteken. Het is een van de weinige menselijke momenten in de film.
Net wanneer Theo eindelijk een beetje zijn draai vindt in New York, duikt zijn lapzwans van een vader op om hem mee te nemen naar een voorstadje van Las Vegas. Dat betekent gelijk een einde van al het geneuzel over hoge kunst, want zijn vader is een gokverslaafde, bankhangende alcoholist die duidelijk geen zier om zijn zoon geeft, en zijn bimbovriendin is niet veel beter. In dit segment begint het elitaire toontje van het eerste uur ineens een nare bijsmaak te krijgen. De nieuwe volwassenen in Theo's leven worden namelijk zodanig cartoonesk neergezet, dat er lijkt te worden uitgedragen dat het opvoeden van kinderen maar beter aan de puissant rijken der aarde kan worden overgelaten, want mensen uit de arbeidersklasse kunnen klaarblijkelijk niet eens voor zichzelf zorgen. Wat dat betreft had de melige superheldenfilm Shazam! eerder dit jaar zowaar een vele malen frissere kijk op het concept van pleeggezinnen.
Gelukkig wordt wat leven in de brouwerij gebracht door de Oekraïens geboren en internationaal opgegroeide Boris, die de saaie Theo onder zijn hoede neemt en inwijdt in de verboden geneugten des levens. Door deze fijne rol van Finn Wolfhard (die na Stranger Things en It opnieuw laat zien een talent te zijn om in de gaten te houden) komt de film eventjes worstelend boven. Maar uiteindelijk valt helaas niet te ontsnappen aan de zelfsabotage van een eerder getoonde flashforward die liet zien dat Theo als volwassene terug in New York is en voor de antiquair werkt. Dus wanneer hij daar als kind op een zeker moment naartoe vlucht, heeft die 'ontsnapping' lang niet de gehoopte emotionele impact als wanneer we in het duister waren gelaten over Theo's toekomst.
In de tweede helft volgen we de volwassen Theo, maar wordt het plot er helaas niet concreter op. Vervalsing, een vreemdgaande verloofde, een verstandshuwelijk, aangehaalde banden met zijn voormalige pleegmoeder, opduikende vrienden, kunstroof, jeugdtrauma's; allemaal best interessante plotpunten, maar helaas krijgen we van alles maar een klein beetje. Tussendoor wordt ook nog aandacht besteed aan Theo's drugsgebruik, al wordt dit meer getoond als een overblijfsel van recreatief gebruik uit zijn jeugd dan dat hij er zijn stressvolle bestaan mee in stand houdt. Misschien ligt de verklaring voor zijn verslaving bij de dood van zijn moeder? Maar waar het nog enigszins te begrijpen is dat hij zich als kind om de meest vergezochte reden persoonlijk verantwoordelijk voelt voor haar dood, is dat op volwassen leeftijd heel wat minder acceptabel. Dan begint zijn gejammer in voice-over dat het allemaal zijn schuld is toch steeds meer te lijken op slecht schrijfwerk.
Het is lastig te zeggen of van The Goldfinch überhaupt een sterke film had kunnen worden gemaakt. Het verhaal lijkt immers te draaien om de details en daarvoor is zelfs tweeënhalf uur vaak te kort. Aan de andere kant kan moeilijk worden weggekeken van het ongeïnspireerde camerawerk, de flauwe muziekkeuzes en het weinig imponerende acteerwerk, oftewel: elementen die een film soms nog enigszins kunnen redden van een stroef lopend plot. The Goldfinch zal vast in de smaak vallen bij mensen die enkel naar de bioscoop gaan voor verfilmingen van boeken die ze met plezier hebben gelezen, maar als filmliefhebber kun je hem prima links laten liggen.