Met The Cabin in the Woods scoorde Drew Goddard vijf jaar geleden in meerdere opzichten een onverwachtse hit. Enerzijds omdat zijn regiedebuut met een bioscoopfilm een opmerkelijke carrièreswitch was voor de man die jaren daarvoor grotendeels bekend stond als schrijver voor series als Buffy the Vampire Slayer[i], [i]Alias, en Lost. Anderzijds omdat het een aangenaam frisse wind betekende voor een genre dat door velen als volledig doodgebloed geacht werd. Met een ingenieuze nieuwe insteek slaagde Goddard erin de generieke slasher binnenstebuiten te keren en op slimme wijze zijn kritiek op alle bijbehorende clichés mee te geven.
Genoeg voorkennis om te weten dat we van Bad Times at the El Royale, Goddards tweede project als regisseur, geen standaardwerkje hoeven te verwachten. En ja, ook met de spirituele opvolger van The Cabin in the Woods neemt hij opnieuw een gestagneerd genre op de korrel - al is daar dit keer wellicht een wat minder eenduidige term voor te vinden. Bij gebrek aan een betere benaming kunnen we het misschien het beste houden op de "Tarantinesque misdaadthriller". Denk hierbij aan de stortvloed aan kopieën in de late jaren negentig en jaren nul die zijn inspiratie vond in (voornamelijk) Quentin Tarantino's Pulp Fiction, zoals Snatch, Smokin' Aces, of Thursday.
Net als de slasherfilm opereert ook dit genre op een aantal vaste ingrediënten, die stuk voor stuk in Goddards nieuwste te bekennen zijn. Een veelvoud aan mondige en excentrieke typetjes? Check. Een (bij voorkeur) geheimzinnig object of persoon waar deze typetjes op jagen? Check. Een ongebruikelijke montage, bij voorkeur met een aparte hoofdstukindeling per personage? Check. Een reeks meezinghitjes uit de oude doos om de toon te zetten? Check. En als kers op de taart: een flinke dosis expliciet geweld? Absoluut.
Hoewel Bad Times at the El Royale een volle bingokaart scoort op de gehele lijst, zou Goddard zichzelf niet zijn als hij niet van plan was om een nieuwe draai aan deze genreconventies mee te geven. Zo wordt al snel duidelijk dat bij zowel het verlopen hotel als zijn schimmige clientèle niets is wat het op het eerste oog lijkt. Al vanaf de eerste minuten voel je aan je water dat er meer schuilgaat achter bijvoorbeeld die joviale stofzuigerverkoper (Jon Hamm met zwaar aangezet zuidelijk accent), of die zogenaamd vredelievende priester (een whiskyzuipende Jeff Bridges). Vrijwel ieder personage heeft wel een dubbele bodem en draagt op zijn of haar eigen manier een knagend geheim met zich mee.
Aanvankelijk gaat Goddard op vermakelijke wijze met dit concept aan het werk. De film opent met een vlotte montage die de kijker direct op de hoogte stelt van een van de verstopte verrassingen in het hotel. De locatie zelf is precies zo afgeleefd als je van de pulperige titel zou mogen verwachten en de uiteenlopende typetjes staan garant voor snedige interacties. Het tijdsbeeld van de late jaren zestig wordt treffend verbeeld met geinige vintage details in het decor, en dankzij de genadeloos plenzende regen ontstaat aan een prettig nostalgisch film-noirsfeertje. Bovendien weet Goddard zijn film bij vlagen zelfs behoorlijk spannend te maken met een aantal effectieve 'long takes' en slim gebruik van de muziek: zo fungeert een a-capella-uitvoering van de Supremes hit 'You Can't Hurry Love' als een schitterende dekmantel voor een van de meer geslaagde scènes ergens halverwege.
Helaas weet Goddard het niveau van deze veelbelovende opzet niet lang vast te houden. Waar hij in The Cabin in the Woods eigenlijk al vrij snel zijn kaarten op tafel legde, blijft de genretwist in Bad Times at the El Royale een stuk minder expliciet kenbaar. Voor de kijker is het zoeken naar de precieze subtekst, en waar de film precies naartoe aan het werken is.
Toch zijn er wel degelijk een aantal aanwijzingen te vinden, niet in de laatste plaats in vorm van de El Royale zelf. Het hotel is precies gebouwd op de grens tussen California en Nevada, met een grote rode metaforische streep in het midden. Maar een metafoor voor wat? Het limbo waarin de zeven personages zich bevinden - die allen in hun greep worden gehouden door een intern conflict en op zoek zijn naar verlossing? Of de meermaals aangehaalde scheidslijn tussen goed en kwaad en de keuzes die de personages zullen maken? Moraliteit - en de illusie van een simpel onderscheid tussen goed en slecht - lijkt in elk geval een terugkerend thema, waarbij Goddard ook de voyeuristische rol van de kijker ("What is this? Some kind of pervert hotel?") aan de kaak poogt te stellen.
Interessante vraagstukken an sich, en de ambities van Goddard om meer gelaagdheid aan wat de zoveelste Tarantino-kopie had kunnen zijn mee te geven zijn prijzenswaardig. Toch blijft het wel erg lang zoeken naar die ene wending die al deze losse ideeën op een slimme manier laat 'klikken' bij de kijker. In tegenstelling tot The Cabin in the Woods kent de film geen duidelijke archetypes, wat het lastiger maakt om de personages en hun functie in het verhaal te duiden. Ook het trage tempo gaat de film langzaam maar zeker tegenstaan. Regelmatig wordt er tijd uitgetrokken voor een lange flashback, maar zelden leveren deze echt interessante of onverwachte nieuwe inzichten op.
Bovenal blijft het lange tijd wachten tot de laatste vreemdeling zijn intrede in het hotel zal doen, in de hoop dat zijn aanwezigheid de boel in perspectief zal plaatsen. Een gedurfde zet van Goddard om dit castlid zo lang achter de hand te houden. Hoewel de acteur in kwestie zich naar hartenlust kan uitleven als de - overduidelijk naar Charles Manson gemodelleerde - sekteleider, blijkt hij helaas niet het doorslaggevende personage te zijn op wie je hoopte. Ondanks de enthousiaste bijdrage en een ironische speling van het lot, vormt deze zwakke laatste akte een weinig bevredigende conclusie.
En dat is eigenlijk het probleem van Bad Times at the El Royale in een notendop. De ideeën en ambities van de film zijn wellicht slimmer dan een groot deel van het publiek op voorhand zal vermoeden - of sommigen zich zelfs tijdens het kijken ervan zullen realiseren. Maar tegelijkertijd is het ook weer niet zo'n slim metatekstueel genrekunstje als het denkt te zijn. Daarmee valt de film - net als de getormenteerde gasten in het hotel - tussen wal en schip.